Tante Ida 2

Af en toe kreeg ik tijdens mijn vakantie een berichtje van haar. ‘Zo maar een groet van je tante, het is erg stilletjes hier.’ Of ‘voel me vanmiddag erg alleen en dacht ik ga Yolanda een mailtje sturen.’ Ik heb met haar te doen. Iedereen wil ouder worden, maar niemand wil oud zijn. Ze vecht met hand en tand tegen haar ouderdom en weigert te accepteren dat deze komt met gebreken.

Mijn tanige tantetje wordt regelmatig, maar steeds onverwacht, gepijnigd door helse zenuwpijnen in haar rechterarm. Ze verbijt dan de pijn en zegt alleen zacht ‘oei, oei, oei, oei.’ Haar linkerarm hangt erbij als een lamme vleugel door een nooit geheelde gebroken ellenboog, maar toch weet ze ‘m nog achter haar hoofd te krijgen om haar haar op te steken. Daarnaast is ze stokdoof en kan alleen een een-op-een gesprek volgen. Makkelijk contact met de buitenwereld, zoals even bellen, is nagenoeg verdwenen. Al deze lichamelijke ongemakken weerhouden haar niet net te doen alsof ze alles nog kan.

Afgelopen week werd ze wakker in een doorweekt bed door een lekkende kruik. Ze wilde niemand op het nachtelijk uur storen en besloot het probleem zelf op te lossen. Ze had natuurlijk het logeerbed in de achterkamer kunnen nemen, maar dat zou te makkelijk zijn. Met alle kracht die in haar 40 kilo lichte lichaam zat trok ze het matras van haar bed, liep naar de eerste verdieping, pakte een matras van een ander bed en gooide deze van de trap af naar beneden. Hoe ze zich op de trap langs het logge ding heeft gewurmd wil ik me liever niet voorstellen. Uitgeput maar voldaan heeft ze het matras uiteindelijk op haar eigen bed gekregen. Ze zal de rest van de nacht heerlijk hebben geslapen. In ieder geval werd ze niet gehinderd door het licht, want dat had ze die middag met de bezem per ongeluk kapot gemaakt toen ze een spinnenweb wilde verwijderen.

Het was gisteren een goed weerzien en dat gingen we vieren met gemberthee en soesjes. In de keuken worstelde ik met het openen van het potje gember. Tante Ida kwam binnen, pakte direct een schroevendraaier uit de keukenla, plaatste het uiteinde tussen glas en deksel en verbrak het vacuüm. Opgelost. Ik stond er wat beteuterd bij.

Haar eigenwijsheid en wil om alles, ondanks haar handicaps, zelf te doen is voor anderen niet altijd even makkelijk. Maar dankzij deze eigenschappen is ze wel al zo oud geworden. “Ben je bang voor de dood?‘, vraag ik. ‘Daar heb ik nog helemaal niet aan gedacht, ik slaap gewoon in.’ ‘Geloof je in een hiernamaals?’ ‘Natuurlijk.’ En dan ‘Kom je snel weer langs?’

Stephan

Terug van vakantie en dat betekent dat de wasmachine en koelkast om het hardst schreeuwen om gevuld te worden. Met een volle boodschappenwagen sta ik bij de kassa als een man van eind twintig me vraagt of hij even voor mag. Hij heeft slechts een blikje huismerk cola, dat hij al voor de helft heeft opgedronken. Nadat hij heeft afgerekend zet hij spontaan mijn boodschappen op de band. Zoveel haast heeft hij dan toch blijkbaar niet. Maar eerst stelt hij zich voor. Hij zet zijn zonnebril achterstevoren op zijn jagershoedje en zegt ‘Ik ben Stephan’. Mijn hand verdwijnt volledig in zijn sterke, behaarde, werkersknuist. Dan pakt hij voorzichtig het kwetsbare fruit dat ik ruim heb ingekocht. ‘Voor mijn dochters’, leg ik uit, ‘dat zijn fruitmonsters’. ‘Wie houdt er nou niet van fruit’ antwoordt hij in beginnend Nederlands en gevorderd Engels met Oost-Europees accent. ‘People love it, dogs love it, every animal loves it.’ ‘Mijn hond niet’, zeg ik en besluit, als ik naar zijn bruine voortand kijk, niet op zijn advies in te gaan om fruit te bestrooien met suiker voordat ik het aan Sam geef. Ik vraag hem of hij honden heeft. ‘I am a dog myself’ zegt Stephan, ‘I think like a dog and I live like a dog.’ Het is me niet helemaal duidelijk wat hij daarmee bedoelt, maar voordat ik hem dat kan vragen switcht hij alweer naar een nieuw onderwerp ‘het weer’. ‘Weet je dat regen komt van regenereren?’ Regen maakt alles nieuw. Als je een paar talen spreekt kan je dat soort connecties maken. Dat is leuk. Dan krijg je meer inzicht. Iedereen zou meer talen moeten spreken.’ En dan schudt hij plotsklaps mijn hand en loopt weg.

Als ik met mijn zware tassen de deur uit kom, staat hij buiten op me te wachten. Hij verdeelt de boodschappen over de twee fietstassen en –ondanks herhaaldelijk protest dat dat echt niet hoeft- verlengt hij de sluitingen van de tassen om alles maar goed dicht te krijgen. En dan komt uiteindelijk toch de vraag die ik al in de winkel had verwacht. ‘Ik ben hier alleen, het kan mijn ouders niet schelen hoe het met mij gaat. Ik heb wel broers en zussen in Roemenië, maar ik ben alleen vertrokken, de wereld in. Je moet het immers zelf voor elkaar krijgen. Heb je misschien wat kleingeld voor me? ‘ Ik geef hem de paar losse munten die ik bij me heb. ‘Thank you, thank you’ en weer pakt hij mijn hand. Dit keer nemen we echt afscheid. Hij loopt met grote passen weg en ik stap op mijn fiets. Nog maar net terug in Amsterdam en het is nu alweer leuk.

Vakantieblues

Het is nog vroeg als ik wakker word. De klok van het kleine Middeleeuwse dorpskerkje slaat 8 uur. Het eerste glinsterende zonlicht strijkt zacht over het meer, een kleine rimpeling trekt over het water. Een volkomen rust overspoelt me. Er is nog nergens een beweging te ontdekken. Een hond blaft de stilte tegemoet, een paar houtduiven klapperen omhoog uit de bosschage, een ezel balkt klagelijk. En dan is er het eerste menselijke teken van leven. Een middelbare racefietser stapt af en geniet, net als ik, van het spectaculaire uitzicht over het meer. Even schudt hij zijn hoofd voordat hij weer opstapt. Zoveel schoonheid is nauwelijks te bevatten.
De laatste dag van de vakantie. Een periode van stedenbezoek, het meer, familie en vrienden zien, een grootse verjaardag vieren, lezen, slapen en eten. Te veel eten. Straks, als ik thuis ben in het natte Amsterdam, wordt het een uitdaging weer op mijn oude gewicht te komen. Maar nu, nog even genieten. Vanavond een mooie pasta, een goede fles wijn en dan arrivederci, à presto!

Eitzes

Eitzes. Hoe vaak hoor ik niet dat ze, manlief en dochters, daar geen behoefte meer aan hebben. ‘Neem probiotica mee naar Azië, ik zou vroeger vertrekken, trek een jas aan, heb je al gezocht op internet.’ Heb je het door? Precies, eitzes is ongevraagd advies.

Maar dan komen we op het punt, wat willen ze dan wel horen? Wat dacht je van ‘wat vervelend dat je darmen van slag zijn, wat jammer dat je de trein hebt gemist, zonde dat je nu net verkouden bent en wat een pech dat je daar niet eerder achter bent gekomen’.
Ze willen geen spontane praktische adviezen meer, maar wel medeleven als het even anders loopt dan gewenst.

Het is moeilijk om mijn mond te houden. Jarenlang, een leven lang, vond ik het mijn taak dingen te helpen onthouden, adviezen te geven en te organiseren. Dit werd in dank afgenomen. Zij blij en ik blij. Maar nu zitten we in een nieuwe fase. Manlief heeft geen continue assistente nodig en de meisjes willen hun eigen fouten maken. Logisch! Het is de enige manier om zelfstandig in het leven te kunnen staan. Nu is het tijd mezelf eitzes te gaan geven: ‘niets zeggen, laat los, komt goed.’