In het park is het druk en ik probeer me zo goed mogelijk te houden aan het nieuwe fenomeen van social distancing van 1,5 meter, wat trouwens meer is dan je in eerste instantie denkt. Door bijna vijftien jaar onder alle weersomstandigheden met Sam te wandelen, heb ik een goede weerstand gekregen en dat wil ik graag zo houden. Zeker nu.
Onderweg groet ik Mo, die nu op afstand individuele kickbokstraining geeft, erger ik me aan de bonkende bas waar dicht op elkaar gepakte millennials op sporten en kijk ik melancholiek naar een hond die vrolijk achter de bal aan rent.
Het is een fantastische lentedag met een strakblauwe hemel, tien graden warmte en krokussen die het uitschreeuwen van kleurrijk plezier. Je zou het bijna rokjesdag kunnen noemen. Bij de uitgang van het park zie ik nóg een bewijs van de lente, de ooievaar is teruggekeerd naar zijn hoge nest. Hoe bizar dat ik dan nu een waslijst maak van nuttige en leuke dingen waar ik de komende weken mijn dagen binnenshuis mee kan gaan vullen.
‘Zijn alle winkels dicht?’
Een breedgeschouderde, jonge man, volledig in zwart gekleed, zit op een bankje en spreekt me aan. Naast hem is een eveneens zwarte, volgepakte duffel op het frame van een boodschappenkarretje vastgesjord. In eerste instantie denk ik dat hij een rapper is en zijn installatie bij zich heeft, maar dan zie ik dat alles wat de man aan aardse goederen bezit op dat karretje is vastgebonden.
‘Ja, veel winkels zijn dicht, maar niet alles.’
‘Overal in Amsterdam?’
‘Ja, maar niet alleen in Amsterdam, ook in de rest van Nederland.’
Zijn mond valt open en het zonlicht valt op zijn gouden voortanden.
‘Ook in andere landen?’
‘Ja, ook in Italië, Spanje, België noem maar op, net als in de Verenigde Staten en India’.
Mijn antwoord verwart hem, de boodschap is te groot. Waar ik in een paar dagen aan heb moeten wennen, krijgt hij nu in twee minuten te verstouwen. Hoe krijgt een dakloze zijn informatie zonder computer, tv of telefoon vraag ik me af? Is hij alleen afhankelijk van de nachtopvang en de gesprekken op straat? Ik realiseer me weer eens hoe kwetsbaar deze groep is. Ik wil hem geld geven en baal ervan dat ik niets bij me heb. Zou hij überhaupt nog ergens met cash geld terecht kunnen?
De man blijft naar me staren en het gesprek stokt. Uiteindelijk wijs ik onmachtig maar naar de ooievaar, die stoïcijns met zijn lange snavel zijn veren kamt.
‘Hij is weer terug.’