Het is zaterdag en dat betekent genieten van mijn wekelijkse rondje op de Lindengrachtmarkt. Eerst naar de bloemenkraam, want die is om 11 uur al ‘los’. Er staat altijd veel van weinig en voor een paar euri, zoals in de Jordaan wordt gezegd, staat ons huis weer vol geur en kleur. Voor mij in de rij koopt een oudere dame, platinablond met roze gloed, een bos gladiolen. “Marie, je moet het bovenste puntje er uit trekken, kijk zo, dan hou je ze langer’ vertelt de verkoopster. Marie deponeert de bloemen op haar rollator en zucht ‘Ze hebben nog meer aandacht nodig dan m’n man’. Ondanks deze waarschuwing koop ik ze ook.
Aan de overkant staat Herman met groente en fruit. Altijd optimistisch en perfect op de hoogte van het wel en wee van zijn klanten. ‘Is je man nog een beetje lief voor je?’ vraagt hij geïnteresseerd en geeft me een mandarijntje. Ondertussen helpt een oudere mevrouw mij mijn boodschappenlijstje af te werken. Ze heeft lieve reebruine ogen, dito kleur haar en een langzame tred. Ik vermoed dat ze licht aan het dementeren is. Ze komt drie keer bij me terug om te checken wat ik ook al weer had gevraagd.
De volgende stop is de visboer. Terwijl ik wacht op mijn haringen (toch eens vragen aan mijn man welke maat haring hij het lekkerste vindt), kijken twee Indiërs wat verwilderd naar het uitgebreide aanbod. ‘Is that octopus?’ vragen ze en wijzen naar een gebakken scholletje. ‘Plaice’ roept de baas met Volendams accent van achteren, maar het brengt ze niet veel verder. Ze gaan uiteindelijk voor de kibbeling met saus want ‘cod’ kennen ze wel.
Met armen vol bloemen, groente en fruit ga ik op huis aan. Op de brug passeer ik de Roemenen die hier jaar in, jaar uit dezelfde deuntjes spelen op accordeon en klarinet. Ik begroet mijn buurman die terug komt van zijn vaste zaterdagse zwemuurtje. Het weekend is weer begonnen!