Zaterdagritueel

Het is zaterdag en dat betekent genieten van mijn wekelijkse rondje op de Lindengrachtmarkt. Eerst naar de bloemenkraam, want die is om 11 uur al ‘los’. Er staat altijd veel van weinig en voor een paar euri, zoals in de Jordaan wordt gezegd, staat ons huis weer vol geur en kleur. Voor mij in de rij koopt een oudere dame, platinablond met roze gloed, een bos gladiolen. “Marie, je moet het bovenste puntje er uit trekken, kijk zo, dan hou je ze langer’ vertelt de verkoopster. Marie deponeert de bloemen op haar rollator en zucht ‘Ze hebben nog meer aandacht nodig dan m’n man’. Ondanks deze waarschuwing koop ik ze ook.

Aan de overkant staat Herman met groente en fruit. Altijd optimistisch en perfect op de hoogte van het wel en wee van zijn klanten. ‘Is je man nog een beetje lief voor je?’ vraagt hij geïnteresseerd en geeft me een mandarijntje. Ondertussen helpt een oudere mevrouw mij mijn boodschappenlijstje af te werken. Ze heeft lieve reebruine ogen, dito kleur haar en een langzame tred. Ik vermoed dat ze licht aan het dementeren is. Ze komt drie keer bij me terug om te checken wat ik ook al weer had gevraagd.

De volgende stop is de visboer. Terwijl ik wacht op mijn haringen (toch eens vragen aan mijn man welke maat haring hij het lekkerste vindt), kijken twee Indiërs wat verwilderd naar het uitgebreide aanbod. ‘Is that octopus?’ vragen ze en wijzen naar een gebakken scholletje. ‘Plaice’ roept de baas met Volendams accent van achteren, maar het brengt ze niet veel verder. Ze gaan uiteindelijk voor de kibbeling met saus want ‘cod’ kennen ze wel.

Met armen vol bloemen, groente en fruit ga ik op huis aan. Op de brug passeer ik de Roemenen die hier jaar in, jaar uit dezelfde deuntjes spelen op accordeon en klarinet. Ik begroet mijn buurman die terug komt van zijn vaste zaterdagse zwemuurtje. Het weekend is weer begonnen!

Gevonden voorwerp

Na een gezellige maar niet erg goede lunch met mijn vriendin loop ik naar huis. Mijn oog valt op een witte Iphone die op de stenen trap ligt van het huis waar vroeger Youri Egorov woonde. Ik kijk om me heen, maar zie niemand in paniek zoeken naar haar (een witte telefoon lijkt me een typisch vrouwelijke keus) belangrijkste contact met de wereld. Ik besluit aan te bellen. Wat zou het geweldig zijn als Egorov nog had geleefd, de deur had opengedaan en als dank alleen voor mij een stuk gespeeld had. Dan zegt een vrouw kortaf door de intercom ‘nee, is niet mijn telefoon’, en verbreekt direct de verbinding. Ik besluit het apparaat thuis op te laden. Wie weet belt de eigenaresse tijdens haar zoektocht haar eigen nummer.

De volgende dag fiets ik naar het politiebureau aan de Marnixstraat om het toestel af te leveren. Ik geef mijn boodschap –alweer- door de intercom door, waarop de dienstdoende agent alleen zegt ‘dat mag u op de Lijnbaansgracht afleveren’. Ik antwoord ‘Oh, mag ik dat’ en fiets toch maar richting Lijnbaansgracht.

In het politiebureau tegenover de Melkweg hoor ik een Italiaanse man opgewonden spreken in de hoorn die naast het toestel ligt. Zijn lichaamstaal spreekt boekdelen. Twee agenten kijken verveeld toe. De vertaalster aan de andere kant van de lijn probeert het Napolitaans te verstaan, maar zo te horen nog met weinig resultaat.

Ik word verwezen naar een zijkamertje waar de dienstdoende agent de telefoon achteloos in ontvangst neemt. ‘Wat gaat u er nu mee doen?’ vraag ik. ‘Oh, die gaat morgen of zo naar gevonden voorwerpen op de Korte Leidsedwarsstraat’. Ik heb te doen met de eigenaresse van de telefoon die nog een dag in het ongewisse moet blijven en pak het apparaat weer uit zijn handen. ‘Ik breng het zelf wel’ zeg ik en verlaat het kantoortje dat even kaal is als zijn hoofd.

Vijf minuten later kom ik aan bij Loket gevonden voorwerpen. Ik lees op het bordje dat het van maandag t/m vrijdag tot 17 uur open is. Wat zouden die toeristen dan in het weekend moeten doen? Weer doe ik mijn verhaal en de dame zegt zowaar ‘dank u wel’. Ze noteert waar en wanneer ik de telefoon heb gevonden, maar vraagt verder niet naar mijn gegevens. Wanneer zou dat wel worden gedaan? Als je honderdduizend euro in een sporttas vindt? In ieder geval heb ik mijn burgerplicht gedaan.

Voordat ik het vertrek verlaat kijk ik nog ’s om me heen. Aan de wand hangen gigantische panelen, waar honderden haakjes, keurig in gelid, zijn ingeschroefd. Aan de haakjes hangt een collage van auto- fiets- en huissleutels aan hangers met fotootjes van de kinderen, I love Amsterdam, plastic roze ragebollen en andere opvallende artefacten. De borden lijken wel kleurrijke kunstwerken, alleen staat er geen naam van de kunstenaar bij, maar het weeknummer waarin de sleutels gevonden zijn. Een meisje naast me staat er net zo geïntrigeerd als ik naar te kijken. Dan zeg ik  ‘Een wereld gaat voor me open’ en ze antwoordt ‘Dat heb je mooi gezegd’.