Kunstroof en -restitutie

Hitlers favoriete dagen tijdens de Tweede Wereldoorlog waren zijn verjaardag en Kerstavond. Dan kreeg hij van Herman Göring een prachtig leren album met foto’s van recente aanvullingen op zijn snel groeiende kunstcollectie. De verzameling zou getoond gaan worden in het te bouwen Führermuseum.

Ik zit aan tafel met een advocaat die gespecialiseerd is in kunstrestitutie. Hij behartigt de belangen van nazaten van Joodse verzamelaars die in de Tweede Wereldoorlog hun bezit ‘vrijwillig afgestaan’ hebben aan de Nazi’s. Natuurlijk voor een redelijke prijs zoals uitstel van transport.

Onze Oosterburen waren verzot op oude meesters. Ze konden niet genoeg krijgen van Rembrandt, Da Vinci en Michelangelo. Moderne kunstenaars -Van Gogh, Munch, Renoir- werden ook geroofd, maar om een andere reden. Entartete kunst mocht niet meer openbaar getoond worden.

Mijn aardige tafelgenoot vertelt bij toeval in deze niche terecht te zijn gekomen. Hij werd gebeld door een vrouw die aanspraak maakte op een schilderij van Munch. Het hing al jaren in het Belvedere museum in Wenen. Oostenrijkse advocaten vertrouwde ze niet, er zouden te veel belangen door elkaar kunnen lopen. Door zijn uitstekende beheersing van de Duitse taal kon hij zich goed verdiepen in de materie. Hij beet zich vast in de rechtszaak en won. Het schilderij kwam terug bij de rechtmatige erfgename. ‘Goh, net als die Klimt’, reageerde ik. Het bleek dat zijn zaak en die van Maria Altmann tegelijkertijd speelden. Het was geen goed jaar voor het Belvedere, maar hij wordt sindsdien gezien als de kunstrestitutie-specialist.

Nederland heeft in 1998, net als 43 andere landen, zich gecommitteerd aan de regels van de Washington Principles m.b.t. teruggaafbeleid. Dat was een belangrijke stap. Maar de Nederlandse Restitutiecommissie heeft vorig jaar desondanks haar richtlijnen weer aangepast. Ze kijkt nu niet uitsluitend naar de rechten van de wettelijke erfgenaam, maar ook naar het belang van het museum en hoe lang deze het werk al in bezit heeft. Met andere woorden: omdat het werk al zo lang, zo mooi past in de museumcollectie kan besloten worden het niet terug te geven! Na de uitspraak is hoger beroep niet mogelijk. Er bestaat geen andere instantie op dit gebied.

Na mijn initiële verontwaardiging –een museum mag nooit haar bestaansrecht ontlenen aan gestolen goed-, begin ik ook te twijfelen. Ik herinner me een prachtige groep Assyrische beelden in het Metropolitan Museum in New York. Een Engelse archeoloog had ze in de dertiger jaren ontdekt in een paleis in Nimrud. Maecenas Rockefeller kocht de beelden en gaf ze aan het Met. Stel je voor dat deze beelden in Irak waren gebleven, dan had de IS ze nu allemaal opgeblazen.

Is de Restitutiecommissie zo geschrokken van de wereldorde die op haar grondvesten schudt dat ze kunst van onschatbare historische waarde op deze manier probeert te beschermen? Of is het eigenbelang? De Nederlandse staat bezit immers nog steeds 3200 werken die nog terug moeten naar de rechtmatige eigenaar, zoals een door Juliana gekocht Meissen servies.

Dan lees ik dat de Restitutiecommissie zich beperkt tot kunstroof tijdens de Tweede Wereldoorlog. Bescherming van werelderfgoed op ideologische grondslag is niet aan de orde. Ik ben weer een illusie armer.

 

 

 

Vertrouwen

Al twee weken niets geschreven. Grote irritatie. Heb ik dan geen interessante mensen ontmoet? Leuke dingen gedaan? Tuurlijk wel, maar het vonkje miste. Of, er was wel een vonkje maar het wilde niet ontvlammen. Gisternacht bedacht ik in mijn slaap een goed onderwerp. Zo helder, zo duidelijk. In mijn tweede droom pakte ik het nog even vast en toen ontglipte het me. ‘Nee,’ smeekte ik met klem, ‘blijf hier, ik heb het nog niet opgeschreven.’ Maar weg was ‘t.

Vanochtend werd ik wakker met de gedachte dat ik het moest loslaten. Maak je niet zo druk, het komt wel weer. Ik vergeleek het met mijn lichaam, dat twee jaar geleden een zware operatie had ondergaan. Regelmatig ‘voel’ ik weer iets en ben dan bang dat het probleem terug komt. Tot de onrust gevende sensatie na een tijdje weer wegtrekt en ik opgelucht adem kan halen. Ik moet op mijn lichaam vertrouwen, net als ik op mijn inspiratie moet vertrouwen. Het komt wel weer goed.

Onder de douche denk ik aan de gevolgen van de laatste terroristische actie in Brussel. Ik had de nieuwskoppen direct ontvangen op mijn telefoon, maar onbewust bewust besloten niet verder van minuut tot minuut de horrorverhalen, emoties en paniek te volgen. Wat zou het me brengen? De MH17, Charlie Hebdo, Bataclan, alles had ik gevolgd en uiteindelijk waren alle verhalen in basis hetzelfde. Ongeloof, pijn, woede, verlies. De acties zorgden in eerste instantie voor gezamenlijke betrokkenheid. ‘Wij zijn Charlie, Wij zijn Bataclan, Wij laten onze democratie niet kapot maken.’ Maar in deze gezamenlijke actie werd een groot deel van de allochtone bevolking buiten gesloten. Mede- gekleurde en kleurrijke- Nederlanders die hier al jaren wonen, verscholen zich in een hoekje om de boosheid te ontwijken of reageerden juist aanvallend op alle aantijgingen. Ook niet raar.

Ik denk dat mijn onbewuste bewuste keuze om niet alle details te willen weten berust in het feit dat ik me niet gek wil laten maken. Ik wil mensen –van welke afkomst dan ook – op dezelfde manier benaderen zoals ik altijd doe. Goedemorgen wensen in het park. Een praatje maken. Vriendelijk zijn en respect tonen. Bovendien geloof ik dat mensen die met warmte en aandacht worden benaderd geneigd zijn dat op hun beurt weer door te geven. En daar worden we allemaal beter van. Ben ik oppervlakkig, naïef of doe ik aan struisvogelpolitiek? Waarschijnlijk, maar ik wil mijn vertrouwen in de medemens niet verliezen. Net zo min als ik mijn vertrouwen wil verliezen in mijn lichaam of in mijn inspiratie. En dat kan alleen als ik vertrouwen blijf geven.

 

 

 

 

 

Janine

Strapless lijfje, lange zwarte uitwaaierende rok waar subtiel een rode stof doorheen schijnt, platte schoentjes. Janine Jansen staat op het podium van het Concertgebouw, krachtig, haar viool als een onlosmakelijk deel in de hand. Het linkerbeen staat stevig voor, haar lichaam in de aanslag. Dan duikt ze, met gefixeerde ogen en omhoog zwiepende paardenstaart, als een Alice in Wonderland via haar partituur in een andere wereld. Door het hartstochtelijke spel knappen een paar haren van de strijkstok. Ze vliegen wild op en neer totdat ze ze bij twee maten rust kordaat los trekt. Het zal niet de enige keer zijn die avond. Een rustig deel volgt en haar lichaam wordt zacht en deint mee, ze straalt een warme gloed uit. Als Janine speelt, speelt haar hele lichaam.

Aan de zwart glimmende vleugel zit een onooglijk, kalend mannetje, dat op een virtuoze manier de toetsen betast, streelt en pijnigt. Geen moment kijkt Janine naar de pianist of hij naar haar. Beiden zitten in hun eigen wereld, tot het uiterste geconcentreerd, maar musiceren alsof ze aan elkaar vastzitten. De linkerarm weet vanzelfsprekend wat de rechter doet.

Naast mij kijkt Jenny gebiologeerd naar het optreden. Zij is operazangeres, getraind in New York en Wenen, gespecialiseerd in Wagner. Af en toe hoor ik haar fluisteren: ‘interesting’. Een dodelijke opmerking. ‘Interessant’ betekent voor mij ‘ik vind het niet mooi, maar ik wil niet onbeleefd zijn’.

In de pauze vertelt Jenny wat ze bedoelt met ‘interesting’. Ze heeft met stijgende verwondering gekeken naar de uitbundige lijfelijkheid van Janine. Haar spel is beheerst en intens, terwijl haar lichaam, net als bij een danseres, vol beweging is. Ze kan dit niet rijmen. Als operazangeres is Jenny getraind haar lichaam in te houden, te controleren. Zonder dat ze er echt bewust van was, ging dit tegen haar eigen spontane en uitbundige karakter in. De tegennatuurlijke houding werd een nieuw onderdeel van haar persoonlijkheid, maar dat ging nu, na jaren, schuren.

Ze zag bij Janine hoe je jezelf kan zijn op het podium en daardoor krachtiger, beter. Voor haar was ‘interesting’ een eerste stap om haar jarenlange training te gaan aanpassen aan wat zij voelt en niet aan hoe het hoort. Interessant!

 

Saskia

Ik sta voor het oudste bouwwerk van Amsterdam, dat oorlogen, branden – onlangs nog op 31 december – en opstanden heeft doorstaan. De 14e-eeuwse Oude Kerk, godshuis voor de Katholieken en welwillend overgenomen door de Protestanten na de Alteratie in 1578, staat karaktervol, zelfverzekerd en robuust in het 1012-gebied aan de Oudezijds Voorburgwal. De tijd lijkt geen vat op haar te hebben.

Zo’n honderd mensen, waaronder ik, wachten in de snijdend koude wind om binnengelaten te worden. Om acht uur beginnen de klokken te beieren, het signaal waarop de zware deuren eindelijk worden geopend. Verkleumd betreden we de koude kerk voor een jaarlijks ritueel. Op 9 maart om acht over half negen valt een zonnestraal op de grafsteen van Saskia van Uylenburgh, Rembrandts grote liefde, muze en echtgenote. Een niet te missen ervaring. Hoe romantisch als je nu, hier, ten huwelijk wordt gevraagd!

Ik loop wat door de kerk en word in de tijd teruggetrokken. Ik lees de namen op de grafstenen van mensen die hebben geruzied en liefgehad, gezond en ziek waren, volle of halfvolle levens hebben geleefd en nu onder mij liggen.

Rembrandt Frerichs (what’s in a name) speelt op een klein orgel ‘Mein junges Leben hat ein End’. Toepasselijk, want Saskia was pas 29 toen zij stierf aan tubercolose. Het stuk is gecomponeerd door Sweelinck die in de 16de eeuw de vaste organist was van de St. Nicolaaskerk, zoals het gebouw eigenlijk heet. In de volksmond werd het de Oude Kerk toen de Nieuwe Kerk op de Dam werd gebouwd.

De steen van Saskia is heel eenvoudig. Alleen haar voornaam en de datum van overlijden, 19 juni 1642, staan erop. Ik bewonder Rembrandt. Je moet een kunstenaar zijn om met deze minimale boodschap zo’n maximaal effect te bereiken.

De muziek stopt en met bonzend hart wachten wij op de beloofde zonnestraal. Dan, tergend langzaam kruipt een streep flets licht centimeter voor centimeter over de vloer richting het graf. We houden onze adem in, proberen het licht met mindpower voort te duwen, maar nee, dit jaar zal Saskia’s graf niet door de zon verwarmd worden. Wellicht heeft het schrikkeljaar er mee te maken.

Net voordat ik, koud tot op het bot, de kerk verlaat hoor ik dat Saskia eigenlijk ergens onder het orgel begraven was. Uit geldgebrek heeft Rembrandt haar graf in 1662 verkocht. De steen waar we met zijn allen naar keken stamt uit 1953, inclusief de tekst. De pelgrimage is gebaseerd op een verzonnen mythe. Het zal vast niet de eerste zijn.

Hassan

Op mijn wandeling in het park zie ik een man op een stenen verhoging zitten. Hij geniet van de eerste zonnestralen terwijl zijn mond aan het korte stukje trekt wat overgebleven is van zijn sjekkie. Sam begroet hem en hij zegt ‘goede hond, is rustig’. Hij is uit Halfweg komen lopen en neemt nu even pauze. Altijd heeft hij gewerkt, parket leggen is zijn specialiteit, laminaat, visgraat, alleen is er op dit moment niet zoveel werk meer, niet zoals vroeger. Ik vraag hem waar hij vandaan komt en hij zegt ‘wat denk je?’ Ik kijk naar zijn lichtgekleurde huid, donkere krullen en verzorgde werkhanden en vraag om een hint. Het bevalt hem dat ik hem niet meteen in een hokje duw en zegt trots ‘Rifgebergte’.

Ondertussen lopen we samen op. Hij is nu 48. Als jonge twintiger heeft hij, alleen, zijn land verlaten in een gammel bootje van 7 meter met 23 mensen aan boord. Na een avontuurlijke oversteek landden ze in Gibraltar. Daar ging ieder zijns weegs. Na dagen lopen ontmoette hij bij een benzinestation een andere Marokkaan die uit naastenliefde een ticket naar Barcelona voor hem kocht. Daar vond hij werk op een paardenboerderij. Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat maakte hij de stallen schoon, in een van de stallen mocht hij slapen. Hij hoorde over Amsterdam, waar genoeg werk en woonruimte was en besloot zijn tocht te vervolgen.

Hij was nog geen dag hier of hij ontmoette Cor en Ria in een café. Cor had een meubelzaak op de Albert Cuyp en Ria idem bij het Oosterpark. Ze hadden het zo druk dat ze wel een schoonmaker konden gebruiken. Ria’s eerste inspectie van de keuken was positief. Nog nooit waren de tegeltjes zo schoon geweest. Cor kon ook wel hulp gebruiken bij het afleveren van bestellingen en zo bracht hij wel drie bankstellen per dag naar de klanten. Fooien van 20 gulden waren normaal. Het waren goede tijden. Na een paar jaar werd Ria ziek en Cor vroeg of hij in huis kon komen om te helpen en om de hond te verzorgen. Ria stierf korte tijd later, Cor besloot met pensioen te gaan. Hij pakte zijn boeltje weer op en vond werk bij een parketboer. Hij had het er naar zijn zin, totdat het slechter ging met de economie.

Hij geeft me een hand om zich voor te stellen én afscheid te nemen. ‘Ik ben Hassan, ik heb het goed hier, een dak boven mijn hoofd en iets te eten. Alleen zou wat werk wel welkom zijn.’