Bril

Stralend staat ze voor de deur met een zonnig geel boeket in haar hand. Terwijl ze energiek de winterregen van haar jas afslaat, vraagt ze me ‘wat vind je van deze bril?
Ze draagt een voor haar doen piepkleine bril. Het montuur is melkwit en loopt in een soepele lijn, zonder enig mechaniekje, in een keer door. Een prachtige uitvoering van een twintiger jaren ziekenfondsbrilletje.
‘Al drie mannen hebben gezegd dat ze eindelijk mijn ogen kunnen zien.’
Het is nu haar favoriete bril.

Ik heb Lydia nog nooit met dezelfde bril gezien. Ze zijn kleurrijk, opvallend en groot. Dame Edna en Elton John zijn er niets bij. Ze zoekt een montuur uit dat bij haar humeur en haar kleding past en wisselt minstens twee keer per dag. Ze durft me niet te antwoorden wanneer ik haar vraag hoeveel ze er nu heeft.
‘Mensen kunnen vaak zo naar reageren, alsof ik mijn geld daar niet aan mag besteden.’
Ik stel haar gerust, ik ben de laatste die haar daar op zou veroordelen en dan fluistert ze het zachtjes in mijn oor.
‘Hoezo ben je begonnen met brillen verzamelen?’, vraag ik haar nieuwsgierig.
Ze hoeft geen seconde te denken over het wanneer en waarom.
‘Nadat Lex, mijn man, is gestorven in 2001. Sommige mensen zijn tevreden met margarine, maar hij was roomboter. De liefste en beste man die ik had kunnen wensen. Zijn kinderen waren destijds niet blij met zijn keuze om mij te trouwen en dat werd me na zijn dood nog eens goed ingewreven. Ik voelde me zo alleen. De aankoop van een gekke bril was een soort comfort-food voor me. Ik werd gezien, terwijl ik me erachter toch kon verbergen. In de jaren erna werden de brillen steeds opvallender en extravaganter. Nu speelt die reden niet meer voor me, het is in de loop van de jaren een kunstvorm voor me geworden. Ik word blij van het verzamelen en het dragen.’

In haar huis heeft ze, net als bij een opticien, lange brede planken waar de kunstwerkjes op liggen. Ze heeft er plezier in er iedere dag naar te kijken en na rijp beraad te kiezen welk kunstobject ze zal dragen. Op het moment dat zij het montuur op haar neus zet, krijgt de vorm voor haar een functie, maar is zij op haar beurt een levende kunstdrager en dus weer een vorm. Form is function is form. Zouden haar criticasters dat begrijpen, dan zou het geroddel misschien verstommen. Of kijk ik nu door een gekleurde bril?

Volwassen

Na een kleine omzwerving ben ik weer terug bij mijn oude kapper. Ik vraag hem of hij alsjeblieft mijn korte haar zo lang mogelijk wil houden.
Terwijl hij met uiterste beheersing millimeters van mijn haar afhaalt, zegt hij zachtjes ‘Weet je wie er naast je zit?, dat is mijn moeder. Ze is voor het eerst met haar oudste kleindochter uit.’
Ik kijk in het linker, wat naar binnen geklapte deel van het spiegeltriptiek, zodat ik de zaak zowel achter als naast me in kan kijken. Zijn moeder, een kleine zeventiger in gemakkelijke, wat slobberige kleding, wordt door zijn partner met aandacht geknipt. Achter me worden de lange lokken van een jonge millennial al geföhnd.

Nadat zijn broer twintig jaar geleden was getrouwd en een kind had gekregen, had diens echtgenote er alles aan gedaan het contact met haar schoonfamilie te minimaliseren.
‘Op de dag dat mijn moeder op kraambezoek kwam en een kruippakje aan haar eerste kleinkind gaf, werd het weer in haar handen teruggeduwd.
“Wij kunnen zelf wel kleren kopen voor ons kind”, zei schoondochter.‘
Een paar dagen later ontving zijn moeder een bezoekersregeling. Veel zou ze niet van haar kleindochter mogen zien.

Tot vandaag. Het is achttien jaar later en kleindochter heeft besloten dat ze, nu ze officieel volwassen is, op haar verjaardag erachter wil komen wie haar oma is. Ze hebben samen gewinkeld, geluncht en zitten nu voor een nieuwe coupe in zijn kapperszaak.
‘Mijn nichtje wil straks graag een tattoo zetten en ze heeft oma gevraagd met haar mee te gaan. Mijn moeder weet het nog niet, maar de tekst wordt “oma forever”.’
Zijn verhaal emotioneert me, waarschijnlijk omdat in mijn familie jaren geleden ook sprake is geweest van een breuk, die gelukkig geheeld is.
‘Je moeder zou dan tegelijkertijd ook een tattoo kunnen laten zetten’ suggereer ik.
Hij kijkt me via de spiegel aan en is stil. Na een paar knipbewegingen legt hij zijn schaar neer, loopt naar de stoel naast me en overlegt. Nog geen twee minuten later is hij terug.
‘Dat was een goed idee’ zegt hij. ‘Gaat ze doen.’