Proeven of slobberen, that’s the question

Als laatste kom ik de wijnhandel aan het Amstelveld binnen rennen voor mijn cursus wijnproeven. Al jaren slobber ik wijn, maar raak altijd lichtelijk in paniek als mijn man er niet is en ik een wijn moet kiezen bij het eten. Waar moet ik naar kijken? Vaak volg ik het bekende pad en ga voor Chardonnay. Nu hoor ik tijdens de les dat je in New York tegenwoordig wijn bestelt met ‘ABC’ oftewel ‘Anything but Chardonnay’. Het was al duidelijk, maar deze opmerking bevestigt het. Ik moet mijn kennis vergroten.

Aan de lange houten tafel zitten zes dertigers en vier 50-plussers. Onze vinologe, een vlot slank meisje, heeft moleculaire biologie gestudeerd. Maar, verzot op wijn heeft ze van haar hobby haar vak gemaakt. ‘Laten we maar ’s beginnen met jullie neus te testen’ zegt ze vrolijk en geeft ons tien piepkleine flesjes. We snuffelen, trekken diepe rimpels in ons voorhoofd en af en toe roept iemand opgetogen ‘Oh ja’. Ondertussen horen we dat vrouwen beter ruiken dan mannen, behalve wanneer ze geplaagd worden door hormonale periodes. Ook scoren jonge mensen hoger dan ouderen. Dat blijkt dan ook wel, de jonge dertigers herkennen groene paprika, leer en boter. Ik kom niet verder dan banaan en rode bes. Wat een teleurstelling voor iemand die dacht een goede neus te hebben. De volgende deceptie volgt al snel. Ik zit in het hokje ongeoefende drinkers, die geen correlatie ontdekken tussen smaak en prijs. Maar dat gaat vanaf vanavond veranderen!

Al in een avond leer ik kleur bepalen, wals ik mijn wijn op ¾ maat door het glas en duw mijn hele neus in het glas op zoek naar stal, vegetaal, steenfruit, bloemen of zuivel. Een nieuwe vocabulaire met veel verkleinwoorden wordt aan mijn woordenschat toegevoegd zoals ‘een zuurtje, een zoetje en snoepig.’

We proeven Sauvignon (strak), Chardonnay (vet), Viognier (geparfumeerd), Pinot noir (voor gevorderden), Merlot (allemansvriend) en Cabernet Sauvignon (stevig) en horen welke spijzen de godendranken intensiveren. Ieder slokje houden we zo’n vier seconden in onze mond om de wijn volledig tot zijn recht te laten komen. En verdomd het werkt. Ik begin bewuster -en langzamer- te drinken. En dat scheelt ook weer!

 

Nachtbraakster

(verhaaltje n.a.v. een kort krantenberichtje in het Parool)

Margje werd wakker van een angstig gemiauw dat precies thuis hoorde in haar droom. Een straaltje lantaarnlicht piepte door de smalle kier van haar bloemengordijnen en verlichte haar kamer een beetje. Zacht riep ze ‘Mamma, mamma, Noortje is terug, ze wil naar binnen.’ Mamma hoorde niets. Ze klom uit haar bedje en dribbelde naar haar ouders slaapkamer. Twee heuveltjes bewogen zacht op en neer onder de dekens. Nog een keer riep ze maar haar ouders gaven geen sjoege. Margje rimpelde haar neus, iets wat ze altijd deed als ze diep nadacht. Er zat niets anders op, ze moest zelf Noortje gaan zoeken. Op haar roze prinsessenslofjes liep ze naar de voordeur, strekte zich uit zo ver ze kon en kon toen precies bij de deurhendel. Een korte ruk en de koude nachtlucht stroomde haar tegemoet.

De drie vrienden zaten goedgehumeurd bij elkaar in de auto. Ze hadden samen een gezellige avond in de buurtkroeg gehad waar ze met hulp van een paar biertjes de nieuwe barvrouw een beetje op stang hadden gejaagd en alle wereldproblemen bijna hadden opgelost. Om half drie besloten ze maar ’s op huis aan te gaan. Morgen was het weer vroeg dag. Arie was de Bob, niet dat hij helemaal niet had gedronken, maar toch beduidend minder dan zijn twee maten. Met een rustig gangetje reed hij langs de nieuwbouwwijk van Abcoude over de Meerlandenweg en ging voor de gein de rotonde een paar keer rond. Net de kermis. ‘Fuck, hou op Arie, anders gaan we nog kotsen in die rammelbak van je’. Arie besloot het rondje van de zaak voor gezien te houden en weer het rechte pad op te gaan. Maar net voor de tweede rotonde trapte de chauffeur opeens keihard op zijn remmen. De mannen schoten naar voren. ‘Godverdomme Arie, hou op met die grappen van je!’ Arie, lijkbleek, kon alleen maar wijzen: voor hen, midden op straat, in het licht van de koplampen, stond een klein blond meisje met een knuffel in haar hand. Haar roze nachtjapon bewoog zacht in de wind. Ze keek hen nieuwsgierig aan.

De drie mannen waren in een klap nuchter en probeerden hun gevoelens van angst en opluchting onder controle te krijgen. Arie wiste het zweet van zijn voorhoofd. Zijn ogen zochten het fotootje van zijn twee jongetjes, dat zijn vrouw op het dashboard had geplakt. ‘Hoe heet je, waar woon je prinses?’ probeerde Arie, maar het meisje gaf geen antwoord. Ze lachte en haar blauwe ogen keken de grote man vol verwachting aan. Arie verpakte het roze meisje in zijn donkerblauwe jack en zette haar in de auto, de verwarming hoog. Om haar gerust te stellen zetten hij een cd van Sesamstraat op. Dit meisje, dacht hij, is nog geen drie jaar oud. Wat is er gebeurd? En tegelijkertijd, goddank, is er niets gebeurd. Zijn vrienden kwamen naar hem toe. ‘Arie, we kunnen niets vinden. Er lopen geen mensen te zoeken en we zien nergens een deur of raam open staan. Laten we maar 112 bellen.’ Terwijl het meisje aandachtig luisterde naar Ernie, hoorde hij zijn vrienden bellen. ‘Klein blond meisje, jaar of 2. Nee, geen idee hoe ze heet, ze zegt niets. Nee, ze is niet bang, ze huilt ook niet. Ja goed, hoe snel zijn jullie er? 10 minuten? Ok, ja we wachten’.

Margje voelde zich langzaam warmer worden. Ze had al zo lang gezocht naar Noortje, ze was eerst in de tuin geweest en had door alle struiken gelopen. Daarna was ze de straat op gegaan tot ze bij het grote water kwam, maar nergens had ze meer gemiauw gehoord. Ze wist ook niet meer hoe ze naar huis moest komen. Misschien, dacht Margje slaperig, weet deze meneer wel waar Noortje is.

De vrienden zagen de witte politieauto met oranje en blauwe strepen al snel aankomen. Het kleine meisje keek de mensen in uniform even zorgeloos aan als de mannen ervoor. ‘We hebben nog geen vermissing binnen gekregen’, zei de agente. ‘We zullen er een burgernetactie van maken, wie weet komt daar wat uit.’ De agenten bedankten de vrienden en brachten het ondertussen in slaap gevallen meisje naar het AMC. De dokters bevestigden dat Noortje, want dan zei het meisje toen ze wakker werd, niets markeerde.

De volgende dag werden Kees en Marianne pas om 9 uur wakker. Verbaasd keken ze elkaar aan dat ze zo lang hadden uitgeslapen. Margje maakte hen normaal altijd klokslag half zeven wakker. Wat een heerlijk begin van de dag!

Tante Ida

Mijn tante Ida is een monument dat nu, iel mensje van nauwelijks 40 kilo, in haar leunstoel de pijn en de ouderdom van zich af probeert te slaan. Ze woont nog steeds in het huis waar haar ouders in 1928 naar toe verhuisden. De tijd heeft geen vat gehad op het interieur.

Ik herken familiekaraktertrekken, bij haar sterk aanwezig, bij mij al wat afgevlakt, maar toch vertrouwd. Een ijzeren wil om door te zetten -soms tegen beter weten in-, plichtsgetrouw, eigenwijs, vasthoudend aan bekende patronen en blijmoedig. Zo maakt ze haar bed zelf opnieuw op als de thuiszorg het ‘verkeerd’ heeft gedaan. Vorige week knielde ze op haar 93 jaar oude knieën om een theevlek uit het tapijt te boenen, zonder acht te slaan op de zenuwpijn in haar rechterhand en nooit meer geheelde linker elleboog. Ze is altijd dankbaar als er bezoek komt.

Drie weken geleden is een jongere broer van haar overleden. Het verdriet was een trigger om haar lichte vergeetachtigheid om te laten slaan in het begin van dementie. Tot voor kort kon ze gedetailleerd vertellen over de familiegeschiedenis. In het ouderwetse huis met erker woonden de ouders met acht eigen kinderen en drie in huis genomen jongens uit Nederlands Indië. Zo’n huishouden kon alleen functioneren wanneer iedereen meehielp. Zo waren er corvees opgesteld voor schoenen poetsen, aardappelen schillen, tafel dekken en afwassen. In haar verhalen neemt ze me mee naar de Sinterklaasavonden met vernuftige surprises en puntige gedichten. De angst die ze voelde toen ze een Duitser wijs maakte dat er echt geen mannen thuis waren, terwijl een van haar broers zich in de kelder verschool. En ze schiet vol wanneer ze vertelt dat ze vijftig jaar geleden als wijkverpleegster jonge ouders begeleidde toen ze hun dochtertje dood in de wieg hadden gevonden.

Mijn tante heeft honderden baby’s op de wereld gezet en haar liefste geur is een ‘verse’ baby. Maar ze heeft nooit de geur van een eigen kindje mogen ruiken. Als ik met haar erover praat, zegt ze dapper ‘ik heb zoveel kinderen.’ Deze week nog heeft de buitenschilder spontaan met haar een wandelingetje gemaakt. Ook hem had ze 56 jaar geleden op de wereld gezet.

Perspectief

Ik fiets over de gracht en zie een berg gebroken glas van bier- en wijnflessen. Een stille herinnering aan een koude Koningsdag. Ik slinger me er langs om geen lekke band te krijgen. Dan hoor ik achter me een opgewonden meisjesstemmetje: ‘kijk pappa, edelstenen, zomaar op straat!’

Westerkerk

Dit weekend fiets ik langs mijn geliefde Westerkerk waar het een drukte van belang is. Ik denk even in een begrafenis terecht te zijn gekomen. Buiten staat een glimmende verlengde Rolls Royce naast een fiets met een kist op een houten aanhanger. Op het deksel een sticker met ‘I loved Amsterdam’. Wordt wellicht de arme en rijke tak van de familie tegelijkertijd begraven? Er heerst echter een opvallend vrolijke sfeer en al snel blijkt dat de kerk geen onderdak biedt aan treurende familieleden, maar aan nieuwsgierigen die een gezellig bezoekje brengen aan de Uitvaartbeurs.

Binnen krijg ik van een kordate veertiger ongevraagd een papieren tas in de handen geduwd met alle voordelen om in Amstelveen begraven te worden. Nu ben ik adequaat toegerust om folders te gaan verzamelen! Ik begrijp al snel dat je je tegenwoordig niet meer kunt vertonen in een gewone doodskist. Hij moet toch op zijn minst biologisch afbreekbaar zijn, van binnen en buiten geborduurd of als sjoelbak kunnen fungeren. Gezellig afscheid nemen van opa in het café en een potje sjoelen op zijn kist voordat hij wordt opgehaald. Liever een urn? Dan kunnen de reizigers onder ons kiezen tussen een handtas, rolkoffertje of rugzak.

Een enthousiaste jongeman laat me een lange dikke stok zien. ‘Kijk’, zegt hij, ‘stel je voor. Je maakt een familiewandelingetje met deze staf in de hand en op ieder mooi plekje druk je zo de stok even in’ – ik denk bij zijn beweging aan een zoetjesdispenser- ‘en dan blijft er een rondje as op de grond liggen. Als Klein Duimpje laat je zo een spoor van je geliefde achter. Bovendien kan je de stok onder elkaar doorgeven, dan voelt iedereen zich erbij betrokken.’

Met een lach loop ik door, maar voel bij een volgende zachtroze- en blauwe stand een baksteen in mijn buik. Een begrafenisondernemer, gespecialiseerd in kinderuitvaarten regelt ludiek Mini’s als begrafenisauto’s. Ik moet er niet aan denken, dit komt te dichtbij.

Ik besluit te vertrekken, maar dan trekt een muisachtige vrouw uit de provincie aan mijn mouw. Ze is onderneemster en knutselt zo graag. En dan laat ze me trots haar ‘knoopje op een knoop’ sieraad zien. Iedere keer als een dierbare is overleden kan je een knoop van een kledingstuk van die persoon op haar grotere zwarte knoop vastmaken en als broche dragen. Multi-inzetbaar. Ook heeft ze sierspelden waar je een fotootje van de overledene in kan plaatsen. Dan is de familie die gecondoleerd moet worden tenminste herkenbaar in deze tijd van ‘wie is wie eigenlijk’.

Ik zoek mijn weg naar de uitgang, langs de zelf te beschrijven kaarsen, originele rouwkaarten en modern design thuisaltaartjes. De koffie en cake laat ik staan. Enough is enough.