Een kwartiertje brug

Het toeristenechtpaar loopt met een ‘Espace’ kinderwagen midden over de brug. Een fietser haalt hen in van rechts, een motor van links. Een auto houdt zijn snelheid in. De bezoekers hebben hun rol in de verkeerscongestie niet in de gaten, ze kijken hun ogen uit als ze de waterfietsen zien, die over de grachten uitwaaieren. Hun peuter schopt met zijn beentjes fanatiek door een hoop droge iepenzaadjes, die rusteloos opvliegen in de goudgele zon. Duiven koeren en pikken de pitjes eruit.
Een vrouw met hoofddoek zit op een bankje, ogen dicht, geniet van de warmte die haar wangen koestert. Naast haar kijkt een jong stel op een ouderwetse plattegrond om de weg te vinden.
Het blad bier wordt met gejuich ontvangen door het overvolle terras aan de overkant. Het Schiphol shuttlebusje beplakt met kleurige plaatjes van de Keukenhof komt voorbij. Voor deze gasten zit het er weer op.
Van onder de brug sputtert een oud sloepje met rosé-drinkende elitevaarders tevoorschijn.
De buurtzwaan tikt met zijn snavel op het raam van ‘zijn’ woonboot. Het wordt tijd voor zijn eten, maar de eigenaresse is een paar dagen weg.
Moeder met peuter achterop, duwt met haar rechterhand geroutineerd haar kleuter op eigen fietsje de brug op.
Buurman Boordevol komt naar buiten en heeft een zonnebril op. Hij lacht zowaar. Een groepje bezoekers zonder bestemming slentert langs hem heen, hun trui of jas in de hand.
Ik word ook bekeken. Toeristen fotograferen me in het raam, ze hebben een original Amsterdammer gespot.
Een Volkswagen passeert een hipster en stopt abrupt. De man rent de auto uit en omhelst een vriend. Ze delen een ijsje.
De zakenman in vrijetijdskleding komt met zijn zoontje van een jaar of zeven aan. Zijn beentjes zijn te kort om makkelijk van de voorstang van pappa’s herenfiets af te glijden. De fiets wordt neergezet, vader heeft een rol glanzende ducttape in de hand. De iepenconfetti wordt weggeveegd, de positie met tape ingenomen. Het jongetje heet TIES. Pappa maakt de moeilijke letters, Ties mag de i plakken. Ties gooit een handje iepensneeuw in de gracht. Het waait net zo hard weer terug. Hij moet nog leren wat ‘Non urinat in ventum’ betekent. De rol ducttape gaat schoon op. Pappa en Ties stappen weer op de fiets. Drie Franse toeristen wijzen naar het plaksel op de stoep maar begrijpen het niet.
Een meisje duwt haar groen-wit–oranje postcodeloterijfiets de brug op, terwijl ze een onverpakte flat screen televisie op haar bagagedrager balanceert. Het wordt leuk wanneer een fietser met een ladder in zijn hand haar van de andere kant zwabberend tegemoet komt.
Drie rolkoffertjes, ogen gefixeerd op de telefoon, zoeken naar hun Airbnb. Een witte Car-to-go toetert verliefd naar een zwarte Biro. Een man met multicolor petje en dreadlocks staat soepel op een mono-wheel. Elegant ontwijkt hij de krantenbezorger met zware tassen vol zwaar nieuws.
Een klein Japans meisje rijdt voorzichtig haar lichtblauwe stepje met drie wieltjes door de berg iepensneeuw. De wind betovert haar in een mangaprinsesje opgesloten in een sneeuwbol.
Bezoekers van de bankjes op de brug wisselen elkaar af en fotograferen op hun beurt weer het meest gefotografeerde hoekje van Amsterdam.
Twee tieners onder de tattoos maken een selfie op een stokje, ze zien de bruid in tule niet die ook wordt vereeuwigd.
Een sportief stel jogt jaloersmakend moeiteloos langs, telefoon vastgesnoerd aan de bovenarm.
Een meisje springt van de bagagedrager af. De brug is te steil voor haar vriendje.
Hondjes kwispelen als ze elkaar zien en besnuffelen direct elkaars achterwerk. De baasjes, allebei kaal, kijken elkaar verlegen aan en geven hun hondjes de tijd.
De bezorger met oranje Foodora kubus op de rug racet naar zijn klant en ontwijkt ternauwernood een rokjesdag-meisje op een rode scooter.

Het is lente in Amsterdam.

Buigen of breken?

Hier ben ik lang niet meer geweest. De Krakeling, ooit gebouwd als turnhal en al sinds eind zeventiger jaren het jeugdtheater van Amsterdam. Het is een knus en lief theatertje waar onze dochters hun eerste toneelstukken hebben gezien. Het valt me vaak op dat het overwegend witte bezoekers zijn aan veel Amsterdamse cultuurtempels, wat niet representatief is voor een stad met 180 nationaliteiten. Maar nu niet. De acteurs en het thema zorgen ervoor dat publiek met uiteenlopende huidskleur een kaartje heeft gekocht.
We kijken naar een toneelstuk van en met Saman Amini: ‘A seat at the table’. Amini, op zijn twaalfde met zijn familie uit Iran gevlucht, maakt zich ongerust over de groeiende clash tussen culturen en heeft ‘uit voorzorg, liefde en compassie’ dit stuk gemaakt. De boodschap is duidelijk. Racisme kan onbewust zijn, soms zelfs goedbedoeld, maar er wordt wel een onderscheid gemaakt op basis van je uiterlijk, waar je niets aan kunt veranderen. En omdat je anders bent, kun je, zelfs als je hier geboren bent, toch nooit volledig wortelen.

Het publiek wordt een confronterende spiegel voor gehouden. Zo maar even een paar alledaagse voorbeelden:
Zwemcoach: ‘Jullie (!) kunnen heel goed rennen, maar zwemmen niet. Jullie zinken meteen als een baksteen.’
HR manager: ‘Gefeliciteerd, je krijgt de baan op het call center, maar je vindt het toch niet erg dat je je aan de telefoon Willem noemt en niet Mohammed?’
Leraar: ‘Hoe heet je?’ ‘Soufian, mijnheer’, waarop de leraar nooit de moeite neemt zijn naam goed uit te spreken.
De krant: Als een witte man zijn vrouw en kinderen vermoordt, staat in de kop ‘gezinsdrama’, als een gekleurde man het doet staat er ‘eerwraak’.

De acteurs leggen uit wat racial freeze is door een scene humoristisch in slow motion na te spelen. Humberto Tan interviewt Jack Spijkerman, die hem -zogenaamd grappig- beledigt met ‘je bent niet alleen donker, maar ook nog dom’.  Humberto’s pupillen vergroten zich, hij slikt en stelt slechts met een lichte stotter in zijn stem de volgende vraag. Hij is een ‘bounty’, zwart van buiten, wit van binnen. De acteurs verwijten Tan dat hij Spijkerman niet terecht heeft gewezen. Racisme is niet geestig.
Iedere keer komt de vraag terug. Wat heeft het meeste effect om verandering te weeg te brengen? Moet je je uiterste best blijven doen om maar geaccepteerd te worden of moet je er tegenin gaan? Moet je buigen of breken?

De volgende ochtend lees ik dat Kamervoorzitter mevrouw Arib een discussie voerde met Kamerlid mevrouw Buitenweg, waarop Kamerlid de heer van Dam zei ‘Ik heb lang geleden afgeleerd dat als twee vrouwen van mening verschillen, ik mij daar als man in moet mengen.’
Mevrouw Arib liet dit niet toe. ‘Wat is dat voor opmerking? Hoezo twee vrouwen?’, reageerde ze fel. Ze weigerde door te gaan tot Van Dam de opmerking terug nam.
Het ging hier niet om racisme, maar wel om discriminatie.

’s Middags wordt mijn koelkast gerepareerd. Twee keer word ik zeer klantgericht geïnformeerd over de bezoektijd. ‘Met de monteur, ik ben er tussen twee en vier.
‘Met de monteur, ik ben er over vijftien minuten.’
De bel gaat, ik doe open en de man stelt zich voor ‘Saïd’. Bij een kop koffie vraag ik hem of ik iets persoonlijks mag vragen.
‘Ja, dat mag’, reageert hij open en nieuwsgierig.
‘Je zei twee keer aan de telefoon ‘met de monteur’, maar je noemde je naam niet. Was dat bewust?’
Hij kijkt me aan alsof hij het in Keulen hoort donderen. ‘Ik word hier stil van’, reageert hij geëmotioneerd. ‘Dit is de eerste keer in vijftien jaar dat iemand dat opmerkt. Ja, het is bewust. Ik weet dat als ik binnen ben bij klanten en ze zien dat ik een aardige, betrouwbare man ben het ok is, maar ik wil mensen vooraf niet ongerust maken.’

Twee reacties, die direct terug slaan op het toneelstuk de avond ervoor. Is dit toeval of sta ik meer open voor signalen? Nee, het is geen toeval. Het stuk heeft me bewuster gemaakt.