Niet meer

Niet meer iedere ochtend wandelen in het Westerpark
Niet meer de beste stok zoeken
Niet meer achter ballen aan rennen
Niet meer stil genieten van bootje varen
Niet meer je diner van vlees en groente oppeuzelen
Niet meer je baasje begroeten als ze thuis komt
Niet meer lekker op je rug rollen in het gras
Niet meer als een bezetene tunnels graven
Niet meer rennen en blaffen op het strand
Niet meer achter een konijn aan
Niet meer wel de kaas eten en vervolgens het pilletje uitspugen
Niet meer met Cato ravotten
Niet meer woedend blaffen als je Sparky ziet
Niet meer een restje vlees krijgen uit het restaurant
Niet meer direct uit jezelf naar de weegschaal lopen bij de dierenarts
Niet meer gekrabbeld worden achter je zachte oortjes
Niet meer charmant kijken bij het ontmoeten van een leuk teefje
Niet meer bij je baasje gaan zitten als ze zich niet lekker voelt
Niet meer de eerste sappige grasjes eten in het voorjaar
Niet meer met je achterste op je baasjes voeten zitten
Niet meer koninklijk kijken in de bak voorop de fiets
Niet meer twee tennisballen tegelijk in je bek proberen te krijgen
Niet meer je Sinterklaas houding aannemen als een puppy je begroet
Niet meer achter een reiger aanrennen
Niet meer tug of war spelen
Niet meer je baasje een likje in haar gezicht geven
Niet meer cadeautjes helpen uitpakken
Niet meer een zoekspelletje doen
Niet meer bang hoeven te zijn voor vuurwerk
Niet meer op je buikje worden gewreven
Niet meer je rug krabben onder een lage ruwhouten tafel
Niet meer uitgestrekt met je poten plat naar achteren liggen
Niet meer zwemmend de bal achterna happen
Niet meer een stadsrondje lopen
Niet meer schromelijk verwend worden
Niet meer een blokje kaas bij de kaasboer
Niet meer een plakje worst bij Louman
Niet meer een koekje bij de kantoorboekhandel
Niet meer een stukje brood bij de bakker
Niet meer praten met je karakteristieke wenkbrauwen
Niet meer ’s avonds soms lekker worden ingestopt
Niet meer ’s ochtends iedereen vrolijk begroeten
Wel een enorme leegte achterlaten

Sam
2 juli 2005 – 29 december 2019

Afscheid van een familiehuis

Vol goede moed beginnen we met het opruimen van mijn tantes huis. Vanaf 1928 werd het huis bewoond door mijn grootouders, hun acht kinderen en twee pleegkinderen. Het kroost werd volwassen en vloog uit op twee dochters na. Zij bleven, ongetrouwd, samen thuis wonen, eerst nog met hun moeder, later met hun tweeën. Uiteindelijk stierf ook Ida, 93 jaar, een paar maanden geleden. Ze liet het huis na met bijna 90 jaar aan nooit opgeruimde herinneringen.

Nu kom ik binnen met een sleutel, maar jarenlang stond het kleine raampje in de voordeur op een kier. Door het luikje open te duwen, spande een touwtje en werd het slot geopend. Je stapte zo naar binnen. De trap met bewerkte withouten balusters is voor de helft versmald door een traplift. Niet dat mijn tante die gebruikte. Tot vrijwel het einde toe dwong ze zichzelf een paar keer per dag trappen te lopen om fit te blijven.

Het keukentje is een combinatie van verouderde kastjes en 70er jaren wandbekleding. Achter de deurtjes liggen lapjes, oud bestek en lege Becelkuipjes, waar ze restjes eten in bewaarde of je stoofpeertjes in meegaf. Luxe heeft ze nooit gekend. Toen het leven wat guller werd, is ze toch altijd karig voor zichzelf gebleven. Een basis aardappel, wat groente, soms een stukje vlees. Geen poespas om het lekkerder te maken. In de koelkast kaas en gember, deze lekkernij permitteerde zij zich dan wel. Andere Nederlandse attributen van zuinigheid: een flessenschraper, een rekje om een fles op zijn kop in te zetten voor de laatste druppels vla en een zeepklopper waar restjes zeep in werden gedaan om nog een handwas mee te kunnen doen. In de bijkeuken staan talloze vaasjes en potten. Iedere dag werden haar geliefde bloemen en planten bekeken, gesnoeid en bewaterd. Vazen stonden vanzelfsprekend op een bordje, om de meubels, die de laatste decennia nooit meer in de was waren gezet, niet te schaden.

De zitkamer en suite heeft hoge plafonds en glas-in-lood ramen. Achter een klein maar heerlijk tuintje, waar vogels graag komen om zaden en pinda’s te eten. Ik zou zelf altijd in de serre zitten, met het uitzicht op de tuin, maar mijn tante zat er met haar rug naar toe. Ze was al jaren doof en wilde met haar gezicht naar de deur zitten, zodat ze niet verrast werd door binnenkomend bezoek. Een oude bruine piano met koperen kandelaars dient als onderzetter voor foto’s en snuisterijen. Er is al tientallen jaren niet op gespeeld. Haar moderne sta-op stoel staat naast een oude prachtig bewerkte gietijzeren haard. Het hendeltje kan verzet worden volgens de inscripties van zacht naar matig naar heet. Overal zijn herinneringen aan Nederlands Indië waar mijn grootvader werkte voor de Deli Maatschappij. Bewerkte tafeltjes met koperen inlegblad, gesneden houten beeldjes, schilderijtjes. Ieder tafeltje, en er zijn er tientallen, wordt bedekt met Perzische tapijtjes en op de grond liggen losse stukken vloerbedekking die de vele kale plekken maskeren. Kastjes staan tegen wanden maar ook onder tafels. Kastjes die vol liggen met papieren waar we doorheen moeten voor we het kunnen weggooien.

We vinden correspondentie van mijn grootouders, geschreven vanaf de boot op weg naar Nederlands Indië. Ze hebben dan 1 dochter, die polio krijgt omdat ze niet bij vertrek was ingeënt. Een leven lang zal Corry moeten lopen met een klompschoen. Ik vind een programma van het Cabaret du Chat Noir ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de Deli Maatschappij in Medan. Het feest vindt plaats op 30 april 1920, mijn vader is dan nog net niet geconcipieerd. En er is correspondentie tussen mijn grootmoeder en haar kinderen die na de oorlog zijn geëmigreerd naar de VS, Zuid-Afrika, Rhodesië en Nieuw-Zeeland. Keurig per kind in verschillende mapjes opgeborgen, hun naam op de voorkant.

Ik vind een notitie over het sterfbed van mijn vader. Tante Ida heeft minutieus bijgehouden wie mijn vader de laatste tien dagen nog heeft bezocht wanneer hij is opgenomen in het verzorgingshuis van mijn moeder. Het briefje eindigt met de plotselinge dood van mijn moeder 21 uur na mijn vader. Karel 16.15 uur, Marijke 13.00 uur. De laatste nacht hebben zij samen in dezelfde kamer kunnen doorbrengen. Ik lees dat tante Ida deze nacht ‘Huwelijksnacht’ heeft genoemd.

De eerste verdieping behoorde toe aan tante Corry, die in 2003 is overleden. Haar kamers zijn niet opgeruimd. Integendeel, er is na haar dood steeds meer bijgezet. Zij verzamelde stenen en mineralen. Een wand vol schatten der aarde ligt er verstoft bij. Niemand die er nog geïnteresseerd in is. Er is nog zo’n wand in haar slaapkamer, maar dan gevuld met Engelse boeken. Ze was, zover ik weet, een strenge maar uitstekende lerares Engels. In een kledingkast vind ik een zak met stukjes textiel. Alle reepjes stof die bij het innemen van broeken en rokken over waren, zijn bewaard. Op zolder liggen hutkoffers met namen erop geschilderd. Met moeite weten we te herinneren wie dat geweest moeten zijn. Er liggen wel acht uitschuifplanken van een tafel, maar de tafel kunnen we niet vinden. Ook de oorspronkelijke 15 cm korte koperen brievengleuf is bewaard. Hij werd ingeruild voor een langere, want de poststukken werden groter. Twee puzzelstukjes in een boterhamzakje, met de vraag erbij ‘van welke puzzel?’. Je mag kiezen uit 40 puzzeldozen van 2000 stukjes. En dan zijn er nog tientallen lakens, dekens, handdoeken. Nooit gebruikt. Eerst moesten de oude op.

Uiteindelijk hebben we er grover doorheen moeten gaan. Met de dag werden we radicaler en werd alleen nog een scheiding gemaakt in houden, weg of kringloop. Nu is het huis weer presentabel. Gisteren zijn foto’s gemaakt en volgende week staat het in de verkoop. Ik hoop dat de nieuwe eigenaren van geschiedenis houden.

 

 

Kitty

 

Ik kwam binnen in een mooi zaaltje van een hotel in Amsterdam Zuid. Het had de sfeer van een Engelse landhuisbibliotheek, uitnodigend en gezellig. De pianist zorgde voor rustige achtergrondmuziek terwijl de verjaardagsgasten nipten aan hun kopjes thee en genoten van de verleidelijke bonbons gepresenteerd op kleine verzilverde etagères. De gemiddelde leeftijd van de –voornamelijk Joodse- gasten lag rond de 70. Er hing een gemoedelijke sfeer van ons kent ons. Nadat ik de 60-jarige birthday boy, gestoken in een nieuw pak en zichtbaar content te midden van zijn vrienden, had gefeliciteerd liep ik op een bekende af.

Kitty is een energieke dame van 85 jaar die goed voor 70 door kan gaan. Heldere blauwe ogen, warm en twinkelend, goed gekleed, lichte geur van incontinentiebroekje om haar heen. Kitty is het belangrijkste wapen dat de Joodse gemeente inzet wanneer er geld voor een goed doel nodig is. Sinds jaar en dag benadert deze kleine vrouw onvermoeibaar iedereen die mee kan helpen steunen. Je moet van goeden huize komen om haar te kunnen weerstaan.

Al keuvelend kwam het gesprek op literatuur. Ook Harry Mulisch kwam voorbij. ‘Och kind, daar was ik als 17-jarige verliefd op. Ik kwam net uit het kamp en zat met een paar vrienden in het Americain en daar was hij ook.’ Ik kon nauwelijks reageren. In mijn hoofd fantaseerde ik over een jong meisje, sterk vermagerd, ontdaan van al haar illusies, die dan opeens verliefd kijkt naar een jonge Mulisch, zoon van een Nazi-collaborateur en Joodse moeder. Hadden ze ooit met elkaar gesproken of was het gebleven bij uit de verte smachten?

Kitty is een paar jaar daarna getrouwd en werd gezegend met een aantal kinderen. Bij hun opvoeding was Joods zijn geen geloof maar een levenswijze. Ze kwamen vooral in de synagoge voor het saamhorigheidsgevoel. Daar voelden ze zich thuis. Het was dan ook een grote verrassing toen haar dochter trouwde met een ultra-orthodoxe Jood. Kitty respecteerde haar dochters beslissing. Maar wat ze niet kon waarderen was dat haar schoonzoon achter haar rug om haar man probeerde te overtuigen orthodox te worden. Toen ze daar achter kwam gaf ze hem een korte maar duidelijke boodschap. ‘Mijn dochter maakt haar eigen beslissing, maar je gaan niet stoken in mijn huwelijk’. Voor haar was daarmee de kous af. Zij zou hem altijd gastvrij en met een koshere maaltijd bij haar thuis blijven ontvangen. Op mijn vraag of ze dat niet moeilijk vond zei ze ‘Kind, weet je, er is al genoeg verdriet in de wereld. We moeten leven en laten leven. En ik ga toch niet ruzie maken met de vader van mijn kleinkinderen. Ben je mal’.