Niet meer

Niet meer iedere ochtend wandelen in het Westerpark
Niet meer de beste stok zoeken
Niet meer achter ballen aan rennen
Niet meer stil genieten van bootje varen
Niet meer je diner van vlees en groente oppeuzelen
Niet meer je baasje begroeten als ze thuis komt
Niet meer lekker op je rug rollen in het gras
Niet meer als een bezetene tunnels graven
Niet meer rennen en blaffen op het strand
Niet meer achter een konijn aan
Niet meer wel de kaas eten en vervolgens het pilletje uitspugen
Niet meer met Cato ravotten
Niet meer woedend blaffen als je Sparky ziet
Niet meer een restje vlees krijgen uit het restaurant
Niet meer direct uit jezelf naar de weegschaal lopen bij de dierenarts
Niet meer gekrabbeld worden achter je zachte oortjes
Niet meer charmant kijken bij het ontmoeten van een leuk teefje
Niet meer bij je baasje gaan zitten als ze zich niet lekker voelt
Niet meer de eerste sappige grasjes eten in het voorjaar
Niet meer met je achterste op je baasjes voeten zitten
Niet meer koninklijk kijken in de bak voorop de fiets
Niet meer twee tennisballen tegelijk in je bek proberen te krijgen
Niet meer je Sinterklaas houding aannemen als een puppy je begroet
Niet meer achter een reiger aanrennen
Niet meer tug of war spelen
Niet meer je baasje een likje in haar gezicht geven
Niet meer cadeautjes helpen uitpakken
Niet meer een zoekspelletje doen
Niet meer bang hoeven te zijn voor vuurwerk
Niet meer op je buikje worden gewreven
Niet meer je rug krabben onder een lage ruwhouten tafel
Niet meer uitgestrekt met je poten plat naar achteren liggen
Niet meer zwemmend de bal achterna happen
Niet meer een stadsrondje lopen
Niet meer schromelijk verwend worden
Niet meer een blokje kaas bij de kaasboer
Niet meer een plakje worst bij Louman
Niet meer een koekje bij de kantoorboekhandel
Niet meer een stukje brood bij de bakker
Niet meer praten met je karakteristieke wenkbrauwen
Niet meer ’s avonds soms lekker worden ingestopt
Niet meer ’s ochtends iedereen vrolijk begroeten
Wel een enorme leegte achterlaten

Sam
2 juli 2005 – 29 december 2019

Oud geleerd

Mijn overbuurman is dolgelukkig met zijn nieuwe hondje. Uitvoerig vertelt hij hoe Guus, een jonge Borderterriër, zijn eerste vakantie met het gezin in de Ardennen heeft doorgebracht. ‘Wat een werk is het’, verzucht hij ‘ maar we zouden hem nu al niet meer kunnen missen.’ Ik kijk naar Sam, mijn Borderterriër van al weer bijna 13 jaar, die onverstoord door het opgewonden gehup om hem heen, zit te wachten tot er weer aandacht voor hem, ‘the grand old man’, is. ‘Ik kom net van puppytraining, maar opvoeden is eigenlijk heel eenvoudig’, bekent overbuurman me. ‘Je moet gewoon slecht gedrag negeren en goed gedrag uitbundig prijzen. Ik wou dat ik dat had geweten voordat ik kinderen had gekregen.’

Een week later staat tot mijn blijde verrassing de tomaatrode Vespa van een andere buurman niet zoals gewoonlijk midden op het trottoir, maar strak tegen zijn huis aan geparkeerd. Ik herinner me de leerervaring van mijn buurman en vind een passende reclamekaart van een buurtsupermarkt ‘You are eggcellent.’ Uitbundig bedank ik de eigenaar voor zijn fantastische parkeren en bevestig de kaart op de blinkende scooter.

En weet je wat? Het werkt!

Naar de dokter

Het valt me op dat Sam de laatste dagen minder enthousiast is tijdens de wandeling. Hij loopt vaak achter me in plaats van voor, snuffelt eindeloos, vergeet steeds zijn bal- die normaal vergroeid is met zijn bek- en eet gras en jonge blaadjes. Hij houdt zijn geliefde ‘jij gooit de bal -ik ren erachteraan’ spelletje sneller voor gezien. Hij kwispelt wel en lijkt niet ziek, maar toch. Ik vertrouw het niet. Een half jaar geleden had hij dezelfde kenmerken en kotste na een braakmiddel een hele dennenappel uit. Ik bel de dierenarts en vertel dat Sam wellicht iets in zijn maag heeft dat niet verteert. We maken een afspraak voor dezelfde middag. Ondertussen ligt Sam –in zalige onwetendheid- te snurken op zijn kussen. Hij is niet dol op de dierenarts, maar laat zich altijd gelaten behandelen.

De dierenarts, jonge dertiger, leuke ogen en hipsterbaardje, lacht wanneer hij Sam herkent. De vorige keer heeft hij de kleine macho mogen oplappen na een vechtpartijtje met een enorme zwarte hond. Uit gewoonte loopt mijn viervoeter rechtstreeks naar de weegschaal en gaat erop zitten. Jong geleerd, oud gedaan. Hij kijkt ons berustend aan, oortjes hangend op halfzes. De schaal is onverbiddelijk: 12,2 kg. Te zwaar! Voor de zekerheid wordt hij nog onderzocht, maar eigenlijk is het oordeel al geveld: minstens een kilo afvallen! Meer bewegen, minder lekkers. Ik voel eens aan mijn broek. Zit ook een beetje strak. Ik zucht en besluit dat het advies dan maar voor ons allebei moet gelden. Sam geen kaas, ik geen chocola.

 

Joop

Op mijn dagelijkse wandeling met hond Sam hoor ik mijn naam roepen: ‘Yolanda, ik heb ‘m gevonden hoor’. Ik draai me om en zie de man in oranje all weatherpak enthousiast naar me gebaren. Ludo is gemeentereiniger en houdt ‘zijn’ Westerpark geroutineerd schoon. Als hij je aardig vindt neemt hij de tijd voor een praatje over politiek, kunst of Amsterdam en geeft je soms bij afscheid een rol poepzakjes mee.

Ik had hem onlangs gevraagd of hij Joop nog wel eens had gezien. Ik was de bejaarde Jordanees en zijn trouwe hond al weken niet meer tegen gekomen. Dat was vreemd want Joop zie ik, weer of geen weer, de laatste tien jaar vrijwel iedere ochtend. Hij wandelt of fietst met zijn lichtvoetige herder Max naast hem in een rustig maar aanhoudend tempo helemaal naar Halfweg en terug. In zijn hand een enorme zak met brood, speciaal voor de vogels gekocht en vooraf thuis in keurig gelijkmatige blokjes gesneden. Je hoeft geen detective te zijn om te weten of Joop al in het park is, wanneer Sam daar binnen tien seconden zijn tweede ontbijt naar binnen schrokt.

In al die jaren ben ik gehecht geraakt aan Joop. Hij vergast me op mooie verhalen over zijn leven en is oprecht verbaasd als er dure medische ingrepen op hem, eenvoudige Jordanese jongen, worden uitgevoerd. ‘Ik ben een miljon euri man’ vertelde hij me eens, kloppend op zijn borst. ‘Ik heb een kassie gekregen voor me hart. Duur joh.’ Bij onze eerste ontmoeting had hij me langs zijn neus weg verteld dat hij dat weekend een lijk had gevonden. Het was alweer het derde in zijn leven. Hij had een afrekening gezien terwijl hij de kartbaan ’s nachts bewaakte. Een ander lijk, of deel daarvan, had hij in een half drijvende koffer in de Bloemgracht ontdekt. Aangeboden psychische hulp had hij met een schouderophalen afgewezen. Nergens voor nodig.

Van de zomer besloot ik Joop hoofdpersoon te maken in een verhaal. Een deel van zijn leven had ik feitelijk overgenomen – zijn slimme hond Max, de pacemaker, de koffer met het lijk – en er verder een boel om heen gefantaseerd: zo had ik hem een hartaanval toegeschreven. Wat later realiseerde ik me dat ik de oude man al een tijd niet meer had gezien. Ik ging op verschillende tijden wandelen, maar ook dan was hij niet te vinden. Met een al snel teleurgestelde Sam inspecteerde ik of er op de vaste plekken brood was gestrooid. Ik vroeg andere wandelaars naar de stoere zeventiger, herkenbaar aan zijn hogebloeddruk-rode gezicht, korte witte baard en kordate o-benige loop, kortom type Kapitein Iglo. Maar alles zonder resultaat. Een beklemmende gedachte kwam in me op. Ik herinnerde me vaag iets over voodoo rituelen, waar met naalden in een pop de gerelateerde persoon pijn, ziekte of zelfs dood toebedacht wordt. Ik zou toch niet met mijn verhaal, zonder het te bedoelen …..?

Vorige week vroeg ik Ludo weer eens naar Joop en vanochtend kwam hij met nieuws over de verdwenen man. Joop blijkt letterlijk uit de running door operaties aan beide knieën. En over knieën had ik niets geschreven… Zijn enorme wandelingen zijn voorlopig beperkt tot het Frederik Hendrikplantsoen. Morgen ga ik een andere buurt verkennen!