Een stille getuige

In de hal staat een zwarte koffer. De prille lentezon schijnt door de ramen en valt op het uitgedroogde leer, waardoor ik opeens het patroon van schildpadhuid ontdek, maar dan uitvergroot.

De hoeken zijn met bruine kapjes versterkt en met klinknageltjes vastgezet, ook de randen van het valies zijn verstevigd en om iedere centimeter zit een minuscuul spijkertje ingetikt. Het robuuste handvat is afgestikt met sterk, wit draad. Op de plek waar de duim op het hengsel drukt is de kleur weggesleten en lichtbruin geworden.

De koffer is 85 cm lang en maar 15 cm diep. Veel kan er niet in. Een paar blouses, een jasje, een rok, wat ondergoed, toiletartikelen, misschien een boek. Dan ben je er wel. Toch zitten er drie sluitingen op, waarvan twee met een slotje, het sleuteltje is al lang verdwenen.

Op de koffer zijn etiketten geplakt van eerdere bestemmingen. Ik probeer de gescheurde overblijfsels te ontcijferen. Een gebruikt theezakjesbruin label van de Bagages S.N.C.F. voor een treinreis uit Paris Nord via Roosendaal, Rotterdam naar La Haye. Een lichtblauw etiket van de NV Stoomvaart maatschappij, waarop de letters van de stad  AMSTERDAM in donkerblauw op de diagonaal lopende witte strook en een rond vignet met een grote K in het midden, waaromheen cirkelvorming Stoomvaartmaatschappij Nederland, Amsterdam. Waar zou de bootreis naar toe zijn gegaan?

Romantisch is een etiket met een groot stijlvol hotel, afgebeeld in zachtblauw en gebroken wit. Alleen de laatste letters van de stad zijn te lezen ‘AN ‘ en met het vergrootglas ontcijfer ik daaronder ‘Haute Savoie’. Ik google naar plaatsen die eindigen op AN, en het lijkt Evian te zijn.

Aan het handvat heeft ooit een adreslabel gehangen. Het gevlochten, uitgedroogde touwtje zit er nog deels aan. Terecht heeft de eigenaresse het overleven van het kwetsbare naamkaartje op deze reis niet vertrouwd. Om zeker te zijn dat zij haar koffer, met daarin alles wat zij nog bezat,  zou kunnen terugvinden heeft zij uit voorzorg in witte verf haar naam, geboortedatum en woonplaats over de hele lengte van het deksel geschreven.

In september 1943 is ze, samen met haar man, dochter en zoon, opgepakt tijdens de laatste razzia in Amsterdam en op transport gezet naar Westerbork. Haar zoontje van elf maanden had zij met een fles pap in de mond onder haar bed verstopt. Vrienden die het baby’tje na de razzia vonden, brachten het naar een weeshuis op de Prins Hendriklaan waar mongoloïde en ongewenste bastaardkinderen werden opgevangen. Daar ontfermde de gereformeerde zuster Middelman zich over hem en nog elf andere Joodse kinderen. De dappere vrouw vond dat heel normaal. Het was haar plicht mensen in nood te helpen, ongeacht ras, geloof of ziekte. Allen overleefden de oorlog.

In september 1944 werd de rest van de familie op transport gesteld naar Bergen Belsen en zeven maanden later, toen de oorlog haar einde naderde, naar eindbestemming Theresienstadt. Bij Magdeburg werd de trein, na al zes dagen onderweg te zijn, tegengehouden door het Amerikaanse leger, en allen –zelfs de vader die al voor dood was opgegeven- hebben uiteindelijk kunnen terugkeren naar Amsterdam. Met de koffer.

Het baby’tje is nu tegen de tachtig. Hij heeft de koffer zijn leven lang bewaard. Zijn wens is dat het valies nu zijn laatste reis gaat maken om als stille getuige het verhaal te vertellen in het Holocaust Museum in Amsterdam.

Schaduwkade

Buiten dwarrelen duizenden zilvergele bloesemblaadjes in het zonlicht en eindigen hun korte avontuur van vrijheid in kleine hoopjes op straat of drijvend als eilandjes in de gracht. Lentesneeuw.

Dit jaar was ik tijdens Dodenherdenking op de Nieuwe Keizersgracht. Op 26 mei 2013, zeventig jaar na de laatste razzia, werd hier het monument ‘Schaduwkade’ onthuld. Huidige bewoners van de Nieuwe Keizersgracht, waar 200 Joodse bewoners waren opgepakt en vermoord, namen het initiatief om de schaduw die tijdens de Tweede Wereldoorlog over hun stuk gracht gevallen was, kenbaar te maken. Aan de Hermitagezijde kreeg ieder even huisnummer zijn eigen plaquette met ernaast naambordjes van de bewoners, leeftijd, sterfdatum- en plaats. Zo is het hele gezin Kalf, Herman (37), Judith (26), Sal (6) en Lion (3) van nummer acht op 11 juni 1943 in Sobibor vermoord. Je kan je in je ergste nachtmerrie hier geen voorstelling van maken. Is er blinde paniek? Wordt er gegild? Of fluisteren de ouders hun kinderen toe dat het goed komt, terwijl ze elkaar over hun lichaampjes in de ogen kijken en weten?
De onthulling was destijds mooi in al zijn eenvoud, maar niemand had kunnen vermoeden hoe symbolisch zij ook bleek te zijn. Over de plaquettes lagen lange doeken die vast waren gemaakt aan twee sloepjes. De bootjes voeren van elkaar weg en trokken de bedekking met zich mee, het water over. De gedenkplaten waren onthuld. De namen voor altijd herinnerd.

Een week na de ceremonie stapte Werner, een van de twee schippers, op de directeur van de rondvaartrederij af die de sloepjes had aangeboden. ‘Vorige week heb ik die onthulling gevaren van de Schaduwkade. En ik wilde je vragen … ‘ Hij wachtte even, zocht naar woorden. ‘Was het een bewuste keuze dat je mij en de andere schipper dit liet doen? Verbaasd en tegelijkertijd vragend was de reactie. ‘Nee, hoezo?’ ‘Weet je dan niet dat ik de zoon van een Wehrmachtsoldaat ben, en de andere schipper de zoon is van Lou de Jong?’

De herdenking afgelopen donderdag was kleinschalig, sober en mooi. Een buurtbewoonster vroeg de pakweg honderd mensen wat dichter om haar heen te staan, want zij sprak zonder versterker. Een Oost-Europese accordeonist speelde zulke melancholieke muziek, dat die hem zelf aan het huilen maakte. Na de twee minuten stilte legden we witte rozen op de plaquettes, naast de tulpen die al door de Stille Tocht waren achtergelaten. Vrijheid is geen vanzelfsprekendheid.

Kitty

 

Ik kwam binnen in een mooi zaaltje van een hotel in Amsterdam Zuid. Het had de sfeer van een Engelse landhuisbibliotheek, uitnodigend en gezellig. De pianist zorgde voor rustige achtergrondmuziek terwijl de verjaardagsgasten nipten aan hun kopjes thee en genoten van de verleidelijke bonbons gepresenteerd op kleine verzilverde etagères. De gemiddelde leeftijd van de –voornamelijk Joodse- gasten lag rond de 70. Er hing een gemoedelijke sfeer van ons kent ons. Nadat ik de 60-jarige birthday boy, gestoken in een nieuw pak en zichtbaar content te midden van zijn vrienden, had gefeliciteerd liep ik op een bekende af.

Kitty is een energieke dame van 85 jaar die goed voor 70 door kan gaan. Heldere blauwe ogen, warm en twinkelend, goed gekleed, lichte geur van incontinentiebroekje om haar heen. Kitty is het belangrijkste wapen dat de Joodse gemeente inzet wanneer er geld voor een goed doel nodig is. Sinds jaar en dag benadert deze kleine vrouw onvermoeibaar iedereen die mee kan helpen steunen. Je moet van goeden huize komen om haar te kunnen weerstaan.

Al keuvelend kwam het gesprek op literatuur. Ook Harry Mulisch kwam voorbij. ‘Och kind, daar was ik als 17-jarige verliefd op. Ik kwam net uit het kamp en zat met een paar vrienden in het Americain en daar was hij ook.’ Ik kon nauwelijks reageren. In mijn hoofd fantaseerde ik over een jong meisje, sterk vermagerd, ontdaan van al haar illusies, die dan opeens verliefd kijkt naar een jonge Mulisch, zoon van een Nazi-collaborateur en Joodse moeder. Hadden ze ooit met elkaar gesproken of was het gebleven bij uit de verte smachten?

Kitty is een paar jaar daarna getrouwd en werd gezegend met een aantal kinderen. Bij hun opvoeding was Joods zijn geen geloof maar een levenswijze. Ze kwamen vooral in de synagoge voor het saamhorigheidsgevoel. Daar voelden ze zich thuis. Het was dan ook een grote verrassing toen haar dochter trouwde met een ultra-orthodoxe Jood. Kitty respecteerde haar dochters beslissing. Maar wat ze niet kon waarderen was dat haar schoonzoon achter haar rug om haar man probeerde te overtuigen orthodox te worden. Toen ze daar achter kwam gaf ze hem een korte maar duidelijke boodschap. ‘Mijn dochter maakt haar eigen beslissing, maar je gaan niet stoken in mijn huwelijk’. Voor haar was daarmee de kous af. Zij zou hem altijd gastvrij en met een koshere maaltijd bij haar thuis blijven ontvangen. Op mijn vraag of ze dat niet moeilijk vond zei ze ‘Kind, weet je, er is al genoeg verdriet in de wereld. We moeten leven en laten leven. En ik ga toch niet ruzie maken met de vader van mijn kleinkinderen. Ben je mal’.