Hassan

Op mijn wandeling in het park zie ik een man op een stenen verhoging zitten. Hij geniet van de eerste zonnestralen terwijl zijn mond aan het korte stukje trekt wat overgebleven is van zijn sjekkie. Sam begroet hem en hij zegt ‘goede hond, is rustig’. Hij is uit Halfweg komen lopen en neemt nu even pauze. Altijd heeft hij gewerkt, parket leggen is zijn specialiteit, laminaat, visgraat, alleen is er op dit moment niet zoveel werk meer, niet zoals vroeger. Ik vraag hem waar hij vandaan komt en hij zegt ‘wat denk je?’ Ik kijk naar zijn lichtgekleurde huid, donkere krullen en verzorgde werkhanden en vraag om een hint. Het bevalt hem dat ik hem niet meteen in een hokje duw en zegt trots ‘Rifgebergte’.

Ondertussen lopen we samen op. Hij is nu 48. Als jonge twintiger heeft hij, alleen, zijn land verlaten in een gammel bootje van 7 meter met 23 mensen aan boord. Na een avontuurlijke oversteek landden ze in Gibraltar. Daar ging ieder zijns weegs. Na dagen lopen ontmoette hij bij een benzinestation een andere Marokkaan die uit naastenliefde een ticket naar Barcelona voor hem kocht. Daar vond hij werk op een paardenboerderij. Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat maakte hij de stallen schoon, in een van de stallen mocht hij slapen. Hij hoorde over Amsterdam, waar genoeg werk en woonruimte was en besloot zijn tocht te vervolgen.

Hij was nog geen dag hier of hij ontmoette Cor en Ria in een café. Cor had een meubelzaak op de Albert Cuyp en Ria idem bij het Oosterpark. Ze hadden het zo druk dat ze wel een schoonmaker konden gebruiken. Ria’s eerste inspectie van de keuken was positief. Nog nooit waren de tegeltjes zo schoon geweest. Cor kon ook wel hulp gebruiken bij het afleveren van bestellingen en zo bracht hij wel drie bankstellen per dag naar de klanten. Fooien van 20 gulden waren normaal. Het waren goede tijden. Na een paar jaar werd Ria ziek en Cor vroeg of hij in huis kon komen om te helpen en om de hond te verzorgen. Ria stierf korte tijd later, Cor besloot met pensioen te gaan. Hij pakte zijn boeltje weer op en vond werk bij een parketboer. Hij had het er naar zijn zin, totdat het slechter ging met de economie.

Hij geeft me een hand om zich voor te stellen én afscheid te nemen. ‘Ik ben Hassan, ik heb het goed hier, een dak boven mijn hoofd en iets te eten. Alleen zou wat werk wel welkom zijn.’

Joop II

Ik heb Joop weer gezien. Met mijn hond, nog steeds in elkaar duikend en oortjes plat bij het horen van een verlaat rotje, trok ik op 1 januari het druilerige park in. Joop liep met een stok voetje voor voetje over het geasfalteerde pad. Zijn eens zo rode volle gezicht was bleek en ingevallen. Hij maakte een fragiele indruk, maar zijn Jordanese spirit was onverslagen. Ook Max, zijn herder, had in de afgelopen maanden grijze haren rond zijn snoet gekregen.

Zeer plastisch vertelde Joop me over zijn knieoperatie, die hij onder verdoving van een lies- en ruggenmergprik (‘brandde joh!’) had ondergaan. Ze hadden hem als ‘een krimmeneel’ vastgebonden op het bed. Vervolgens was er een schotje over zijn buik gezet, zodat hij niets kon zien maar wel alles kon horen. Overtuigend deed hij de snerpende, kloppende en hakkende geluiden na van een slijptol, hamer en beitel om mij duidelijk te maken hoe de operatie in zijn werk was gegaan. Tijdens het oorverdovende lawaai had hij nog wel aan de dokter bevestiging gevraagd dat het gebruikte gereedschap geen uitverkoopje van de Gamma was.

De volgende dag al kreeg hij zijn eerste fysiotherapie. ‘Komt er zo’n jochie de kamer binnen, mooi pakkie aan, telefoontje aan zijn oor en maar babbelen, druk, druk, druk. Ik waarschuwde ‘m nog dat hij m’n been niet mocht laten vallen, en wat doet ie? Heb ‘m direct de kamer uitgezet.‘ De aanwezige verpleegster was zichtbaar tevreden dat de jongeman op goed Jordanese manier de oren was gewassen.

Eenmaal thuis zorgt de buurt goed voor Joop. De koelkast is gevuld en er is een Whatsapp groep ‘Joops uitlaatservice’ gemaakt voor Max. Dagelijks zorgt zijn buurmeisje voor de fysio. 9 Februari wordt de andere knie onder handen genomen. Ik hou jullie op de hoogte.

 

 

Joop

Op mijn dagelijkse wandeling met hond Sam hoor ik mijn naam roepen: ‘Yolanda, ik heb ‘m gevonden hoor’. Ik draai me om en zie de man in oranje all weatherpak enthousiast naar me gebaren. Ludo is gemeentereiniger en houdt ‘zijn’ Westerpark geroutineerd schoon. Als hij je aardig vindt neemt hij de tijd voor een praatje over politiek, kunst of Amsterdam en geeft je soms bij afscheid een rol poepzakjes mee.

Ik had hem onlangs gevraagd of hij Joop nog wel eens had gezien. Ik was de bejaarde Jordanees en zijn trouwe hond al weken niet meer tegen gekomen. Dat was vreemd want Joop zie ik, weer of geen weer, de laatste tien jaar vrijwel iedere ochtend. Hij wandelt of fietst met zijn lichtvoetige herder Max naast hem in een rustig maar aanhoudend tempo helemaal naar Halfweg en terug. In zijn hand een enorme zak met brood, speciaal voor de vogels gekocht en vooraf thuis in keurig gelijkmatige blokjes gesneden. Je hoeft geen detective te zijn om te weten of Joop al in het park is, wanneer Sam daar binnen tien seconden zijn tweede ontbijt naar binnen schrokt.

In al die jaren ben ik gehecht geraakt aan Joop. Hij vergast me op mooie verhalen over zijn leven en is oprecht verbaasd als er dure medische ingrepen op hem, eenvoudige Jordanese jongen, worden uitgevoerd. ‘Ik ben een miljon euri man’ vertelde hij me eens, kloppend op zijn borst. ‘Ik heb een kassie gekregen voor me hart. Duur joh.’ Bij onze eerste ontmoeting had hij me langs zijn neus weg verteld dat hij dat weekend een lijk had gevonden. Het was alweer het derde in zijn leven. Hij had een afrekening gezien terwijl hij de kartbaan ’s nachts bewaakte. Een ander lijk, of deel daarvan, had hij in een half drijvende koffer in de Bloemgracht ontdekt. Aangeboden psychische hulp had hij met een schouderophalen afgewezen. Nergens voor nodig.

Van de zomer besloot ik Joop hoofdpersoon te maken in een verhaal. Een deel van zijn leven had ik feitelijk overgenomen – zijn slimme hond Max, de pacemaker, de koffer met het lijk – en er verder een boel om heen gefantaseerd: zo had ik hem een hartaanval toegeschreven. Wat later realiseerde ik me dat ik de oude man al een tijd niet meer had gezien. Ik ging op verschillende tijden wandelen, maar ook dan was hij niet te vinden. Met een al snel teleurgestelde Sam inspecteerde ik of er op de vaste plekken brood was gestrooid. Ik vroeg andere wandelaars naar de stoere zeventiger, herkenbaar aan zijn hogebloeddruk-rode gezicht, korte witte baard en kordate o-benige loop, kortom type Kapitein Iglo. Maar alles zonder resultaat. Een beklemmende gedachte kwam in me op. Ik herinnerde me vaag iets over voodoo rituelen, waar met naalden in een pop de gerelateerde persoon pijn, ziekte of zelfs dood toebedacht wordt. Ik zou toch niet met mijn verhaal, zonder het te bedoelen …..?

Vorige week vroeg ik Ludo weer eens naar Joop en vanochtend kwam hij met nieuws over de verdwenen man. Joop blijkt letterlijk uit de running door operaties aan beide knieën. En over knieën had ik niets geschreven… Zijn enorme wandelingen zijn voorlopig beperkt tot het Frederik Hendrikplantsoen. Morgen ga ik een andere buurt verkennen!