Het is nog zulk lekker weer dat ik buiten koffie kan drinken op een van de vele terrasjes die Amsterdam rijk is. Ik ben de enige klant, maar zie uit een ooghoek een meneer aankomen. Hij loopt wat onzeker, stopt even en kijkt aandachtig naar de deur van het café die geflankeerd wordt door twee kleine, ietwat armetierige olijfboompjes in zwarte potten. Dan besluit hij toch door te lopen. Ik neem een slokje van mijn koffie en zie hem verderop dralen, stil staan en weer terugkomen. Het is een magere man van rond de 60. Grijze piekharen vallen een beetje vettig langs zijn schrale gezicht dat verwarmd wordt door zijn bruine, hangende hondenogen. Zijn corduroybroek is aangesjord met een riem, een vervaalde donkergroene lamswollen trui erover heen. Met zijn rechterhand omklemt hij een busje. Dan staat hij weer stil voor het terras en besluit na wat wikken en wegen toch plaats te nemen aan een tafeltje buiten, vlakbij de deur. Hij zet het busje voor zich en zijn bevende hand streelt het af en toe. Het valt me op dat hij zacht voor zichzelf uitpraat.
Ik lees verder in mijn boek en geniet van mijn cappuccino waar de barman met overgave een bloemetje met een hartje in heeft gemaakt. Ook de man is nu koffie aan het drinken. Vol aandacht, zodat hij geen korreltje mist, strooit hij het zakje suiker in zijn kopje en kijkt dan schichtig over zijn schouder naar binnen. De barman is even weggelopen en het lijkt binnen leeg. Op dat moment staat de man op, pakt het busje en draait het deksel ervan af. Hij scharrelt naar het olijfboompje dicht bij zijn tafel en schudt het busje voorzichtig boven de aarde uit. Dan loopt hij naar het andere boompje en doet daar hetzelfde. Ik doe alsof ik lees maar hou hem gebiologeerd in de gaten. Wat is hij in vredesnaam aan het doen? Blijkbaar denkt de barman dat ook want die komt onverwacht naar buiten en vraagt de man of hij misschien iets kwijt is geraakt. Het vale gezicht van de man wordt rood, hij hakkelt ‘Sorry, maar ik wist niet hoe ik het anders moest oplossen’, en begint te huilen. De barman, net zo geïntrigeerd als ik, gaat naast hem zitten en vraagt hem wat het probleem dan is. Met zachte stem vertelt de man zijn verhaal. Ik doe moeite om mee te luisteren en hoor ‘Mijn broer is een half jaar geleden overleden aan kanker. Zijn grootste wens was om een keer naar Italië te reizen. Hij las alles wat los en vast te vinden was over het land en keek naar alle Italiaanse films. Hij vroeg mij op zijn sterfbed of ik dan in ieder geval zijn as kon verstrooien in een olijfboomgaard in de Toscane. Ik heb hem dat beloofd. Natuurlijk, wat kon ik anders? Maar ik heb geen rode cent. Vaak weet ik niet hoe ik aan geld moet komen om te eten. Hoe kan ik dan naar Italië gaan? Dus toen dacht ik: er staan bij dit terras twee olijfboompjes en dat komt het dichtste in de buurt van zijn wens. Als je wilt zal ik het er wel weer uithalen’.
Met een trillende hand pakt hij zijn zakdoek uit zijn broekzak, snuit met veel geluid zijn verdriet erin en loopt weg, ons sprakeloos achterlatend.