Druipnat wacht ik met een aantal andere vrouwen in de gang. We zijn net onder de gezamenlijke douche uitgekomen waar ik, zelfs zonder lenzen, het verval van de lichamen kan zien van de over 50 jarigen. Geen oogstrelend gezicht. Ik kijk voorzichtig naar mezelf. Zie ik er ook zo uit? Voordat ik eerlijk antwoord kan geven, gaat de deur open en lopen we naar het verwarmde zwembad voor onze fifty-fit les.
Het licht is getemperd (waarschijnlijk ben ik niet de enige die van ons uiterlijk schrikt) en een tanige vrouw in zwart lycra pakje begint ons -aan de kant- in het snelle ritme van de muziek de oefeningen voor te doen. Iedereen doet enthousiast mee. We ploeteren in marstempo door het bad, zwaaien met schuimgewichten door het water, zwemmen naar links, zwemmen naar rechts, laten ons vallen en komen weer naar boven. Luctor et emergo! Tussen de bedrijven door observeer ik mijn lotgenoten. In de Jordaan kom ik steeds minder vaak ‘oorspronkelijke bewoners’ tegen, maar het lijkt of ze hier allemaal bij elkaar gekomen zijn. Rondborstige, stevige vrouwen die geen blad voor de mond nemen. Een vrouw heeft een olifantje op haar arm getatoeëerd. Als ik haar het bad uit zie gaan, begrijp ik waarom.
Na een uur zijn we weer in de kleedkamer. Een vrouw met een buikverkleining vertelt dat haar relatie met een asielzoeker net op de klippen is gelopen. Hij heeft haar verlaten. Nu gaat ze volgende week op vakantie naar Ghana en neemt een koffer vol boeken mee. Ik vraag haar wat ze graag leest, verwacht de Bouquetreeks, maar ze zegt ‘toch wel litteratuur’. Haar laatste boek was ‘In koelen bloede’ van Truman Capote. In mijn hoofd bestraf ik mezelf op mijn vooringenomenheid. We nemen afscheid en zeggen ‘tot de volgende keer’. De dag erna word ik wakker met een stuk minder gespannen schouders en zin om te schrijven. Fifty-fit al na één keer!