Tijdens onze koude middagwandeling door de Jordaan, blijft Sam opeens stokstijf staan. Dan trekt hij me mee naar een winkeltje waar ik al jaren langs loop, maar nooit binnen ben geweest. Het is een klein bruin zaakje in een scheef pandje achter de kerk. Buiten staat vaak een bak met appels. Je mag een zak meenemen voor 1 Euro. Zelf het geld in het busje deponeren s.v.p. De ruit in de deur is laag genoeg dat Sam de winkel in kan kijken. Wij zien een rommelig interieur, lp’s -ook 75 toeren- uit verschillende decennia, een Perzisch tapijt en een oudere man met stoppeltjesbaard in een uitgelubberde grijze trui, die zich verwarmt aan een gaskachel. Sam wil naar binnen en ik besluit hem te volgen. Waarom zou ik het beter weten?
De man kijkt op van zijn computer en ik heb het gevoel dat hij me binnen twee seconden gewogen heeft. ‘Hij wilde naar binnen’ zeg ik verontschuldigend en wijs naar mijn viervoeter. Om mij heen staan oude pick-ups op planken. Een bordje vermeldt dat ze nog aan alle naalden kunnen komen. De man besluit tijd aan me te geven en zet zijn film stil. ‘Je moet dieren nooit onderschatten’, zegt hij nadenkend. ‘Ik kreeg eens bezoek van een poes. Hij kwam binnen en ging direct hier op mijn tafel liggen. Dagen later bleek dat het beest was ontsnapt uit een bovenwoning. Hij had, hangend aan zijn pootjes, langs 10 meter daklijst getijgerd, vervolgens in een afgesloten tuin gesprongen, opgesloten geweest in een opslag, er weer uitgekomen toen iemand naar binnen ging en uiteindelijk bij mij door het kattenluik naar binnen gekomen. De eigenaresse heeft ‘m opgehaald en naar een boerderij gebracht. Een maand later kwam zijn broertje hier, had exact dezelfde route afgelegd. Onwaarschijnlijk toch?‘ We wisselen nog wat bijzondere dierenverhalen uit. Sam heeft zich ondertussen genesteld op het Perzisch tapijt naast de snorrende kachel en laat de woorden tevreden over zich heen komen. Van het ene verhaal komt de man op het andere. ‘Ik woonde vroeger hier tegenover. Toen ik mijn moeder had verteld dat ik dat huis had gekocht, trok ze wit weg. Blijkbaar had mijn vader gewild dat ik in daar geboren zou worden, maar haar moeder had de koop tegen gehouden. ‘Het is oorlog, het zijn veel te veel ramen.’ zei ze. ‘Bovendien is een hoekhuis altijd koud. Je stookt je arm.’ ‘Nou ze had wel gelijk. Ondertussen ben ik verhuisd. De buurt is niet meer wat ie was. Cohesie ho maar, als bewoner kan je in geen café meer terecht. Nederlanders zijn ook niet leuk meer. Komen ze met een installatie die ze van opa hebben geërfd. Of ik die wil kopen. Dan zeg ik ‘zal ik dan wel het prijsje van de Tweede Ronde er even afhalen?’ En dan die keurige mensen uit Zuid, ze stoppen zo een potje jam in hun tas of een naald. Gajes’.
Ik begrijp dat ik mazzel heb dat hij zo vriendelijk tegen me is. Dan komt er een echte klant binnen en ik vertrek. Zachtjes sluit ik de deur, het belletje tingelt me na. ‘Waarom wilde Sam hier naar binnen?’ vraag ik me verwonderd af. Op de Noordermarkt lopen we tegen een levende, alternatieve kerststal aan met een lama, hangbuikzwijn en lammetjes. Sam trilt van opwinding, zijn jachtinstinct is sterker dan zijn Kerstgedachte. Kordaat trek ik hem mee. Dan staat hij op de hoek weer stokstijf stil. Licht schijnt uitnodigend door de kleine ruitjes van het ouderwetse bruine café. Dan heb ik het door. Hij wil gewoon een beetje warmte, net als wij allemaal.
Mooi verhaal, Yolan. Je schrijft zo beeldend , met elke zin verschijnt er een nieuw plaatje op mijn netvlies.
LikeLike
Prachtige kerstgedachte, mooi weergegeven. Die Sam toch.
Maar ook Leidseplein was weer mooi, en ik heb nieuw een woord geleerd: manbun, Of zoals Knausgard het noemt: ananas.
Zit die man er trouwens nog? Ik meen hem, laatst te hebben gezien. Bevroren.
(Grapje).
LikeLike