Ik heb er een hekel aan. Vooral aan het geluid; de tv-commentator die als een veilingmeester opgewonden de namen van de voetballers en hun bewegingen afratelt, het scanderen van het publiek op de tribune, maar ook aan het ongecontroleerde testosteron wat los komt bij sommig publiek. De hersenen schakelen uit, de remmen gaan los. Hardcore supporters zijn geen aanspreekbare individuen meer, maar worden een anonieme groep die vechtpartijen en vernielingen niet schuwt. De stad voelt voor mij dan niet meer veilig.
Vorige maand fietste ik rond 23.00 uur van het Concertgebouw naar huis met in mijn hoofd nog de prachtige muziek van Bachs Mattheus Passion. Bij het Leidseplein golfde er een tsunami van heel ander geluid over me heen en was ik meteen terug in het hier en nu. Ajax had gewonnen van Juventus.
Thuis vertelde mijn man enthousiast hoe sinds jaren het voetbal weer mooi was en liet me de herhaling van de goals zien. Meer dan over de techniek, waar ik niet echt over mee kon praten, werd ik enthousiast over de uitstraling van de voetballers. Leuke, sympathiek-ogende jongens die hun overwinningsroes gul deelden met het uitgelaten publiek. Niet door als een narcistische hulk, al primitieve kreten uitstotend, over het veld te rennen met je shirt omhoog, maar door als dirigent voor de supporters te staan en met ze te zingen.
En zo zat ik, tot ieders verbazing, op 8 mei met mijn man naar de wedstrijd Ajax – Tottenham te kijken en deelde het verdriet van de voetballers op het eind. Dit hadden ze niet verdiend. Verbijsterd en kwetsbaar lagen ze op het veld.
Geen Champions League-, maar wel landskampioen, een overwinning die van de Burgemeesteres weer gevierd mocht worden op het Museumplein. Van de verbanning naar de Arena weer terug naar het stukje culturele groen in Amsterdam-Zuid.
Iets wat ik ook niet voor mogelijk had gehouden, gebeurde: ik ging kijken naar de inhuldiging op AT5. Het hechte team liet, lichtelijk overdonderd, het gejuich van honderdduizend supporters over zich heen komen. De euforische mensenmassa zong en sprong op het ritme van de spelers mee. Ik voelde de verbinding en de trots. De bierblikjes die naar onze burgermoeder werden gegooid waren een minpunt, maar hoe, zonder een spier te verrekken, De Ligt en Van der Sar ze als goochelaars uit de lucht plukten, was magistraal. Het moment dat Frenkie melancholiek in het niets naar zijn toekomst bij Barcelona staarde, aandoenlijk.
Jaren geleden vertelde mijn slager enthousiast over zijn zoontje, die zo goed was in voetbal. Trots had hij foto’s van het voetballende jochie op de grote vrieskast geplakt. We vertelden elkaar hoe gezegend we waren met onze kinderen. Die vader stond nu ook op het podium en mijn hart brak voor hem. Nouri had hier bij moeten zijn. De spelers eerden hun vriend en collega door een shirt met zijn rugnummer 34 te dragen. Ze vergaten hem niet, hij zal altijd een van hen blijven.
Het is een bijzonder team, op technisch maar vooral op menselijk vlak. Dank jullie wel.
Heel mooi!!!!
LikeLike
Top!
LikeLike
Prachtig geschreven, ontroerend verteld. Nog een amazing piece Yolanda.
Thank you.
LikeLike
yolanda, dit raakt me
LikeLike